Met de dood van de laatste vertegenwoordiger van de Nederlandse afdeling van de Cobra-beweging behoort deze definitief tot de geschiedenisboeken. Corneille was een rasoptimist die het leven met liefde en gulzigheid omarmde. Hij sprak graag, schilderde veel en deed ‘het’ naar eigen zeggen met meer dan vierhonderd vrouwen. De kunstkritiek had weinig goeds over voor de werken die de laatste drie decennia zijn atelier verlieten: kleurrijke doeken waarin de natuur centraal stond en waar wulpse vrouwen, vogels, katten en vissen in een zonovergoten paradijstuin een hoofdrol speelden. Hoe anders was dat in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog, toen Corneille samen met generatiegenoten Karel Appel en Constant het berooide Nederlandse kunstleven met experimentele doeken een nieuw, fris gezicht gaf. De somberte van de jaren dertig en de verdoemenis van de oorlogsjaren werden weggeschilderd met kunst die inspiratie vond in kindertekeningen, negermaskers en outsiderkunst. Het zou nog tien...