Als laster komt uit de mond van een geaffecteerd sprekende, linkse meneer, knikken we eerbiedig.

In zijn actieve jaren was hij het lievelingetje van de vaderlandse journalistiek: een heuse diplomaat die niettemin precies zei wat hij dacht en deed wat hij zei. Eind mei kwam Coen Stork, inmiddels vierentachtig, weer eens aan het woord in de Volkskrant.

Aanleiding: het boek dat Peter Henk Steenhuis over hem schreef onder de titel De rode ambassadeur. In het krantengesprek putte de man uitvoerig uit zijn heldenrepertoire en haalde hij flink uit naar zijn oud-collega’s. Hij noemde iedereen bij naam en toenaam. En interviewer Jan Tromp tikte het smakelijk op. De ene diplomaat deed het met de archivaresse, de andere sloeg slechts reactionaire praatjes uit, een derde was zo wereldvreemd dat-ie niet wist dat John F. Kennedy was vermoord en dan had je nog een ‘profiteur’, die opsneed over zijn vaardigheden in het ‘flessen’ van het ministerie. Bovendien was Stork opgevallen dat...