P.F. Thomése bundelde zijn restwerk tot een autonoom boek. Zijn ‘autobiografieën’ bieden genoeg prikkelende gedachten en verrassende inzichten.

P.F. Thomése heeft de laden van zijn Bureau opgeschoond, een periodieke handeling. De inhoud daarvan – de stukken die hij de afgelopen jaren in kranten, tijdschriften, afzonderlijke uitgaven en op podia tot leven liet komen – staat nu in Verzameld nachtwerk. Niks op tegen en aangenaam voor de lezer die hem volgt. Wat natuurlijk ook helpt bij deze bric-à-brac is dat de stukken aan Thoméses betoverende pen zijn ontvloeid. Dat geeft de doorslag. Zo’n boek had daarom de wereld goed kunnen betreden onder de titel Archief Thomése of Restwerk. Maar dat achtte de ambitieuze schrijver vermoedelijk beneden zijn niveau. Het moest een nieuw boek worden, waarin de stukjes een polyfoon geheel zouden vormen. 

De eerste stap daartoe is iedere bronvermelding achterwege laten. Soms is dat jammer, want bij bepaalde stukken die je kunt beschouwen als positiebepalingen of opgetekende voornemens wil je toch weten in welk stadium van zijn oeuvre Thomése zich hieraan gecommitteerd heeft. Zo dringt de hoofdpersoon van zijn vroege roman Heldenjaren, het personage Herman Visch, in het stuk ‘Ingezonden brief’ aan op voortbestaan in een nieuw boek van zijn schepper. Waarom dolt Thomése, zo luidt zijn klacht, boek na boek met de bepaald niet hooggestemde J. Kessels en laat hij hem stikken? Het zou intrigerend zijn om Visch (die zich hier als gewetensinstantie opstelt van Thomése) weer voor het voetlicht te zien treden in een nieuwe roman van hem, temeer omdat die met de keuze daarin voor nieuw leven van dit eertijdse, hooggestemde alter ego van de schrijver een fictionele evenknie zou kunnen vormen van Verzameld nachtwerk. Daarin schetst Thomése tenslotte een beeld van een schrijver die het midden moet zien te houden tussen enerzijds de idealen van weleer, de eredienst aan het hogere, zijn verlangen naar afwezigheid buiten zijn werk en anderzijds de lokroep van de roem, zijn functie als radertje in de eendimensionale machinerie van marketing en public relations in een wereld waarin de schrijver zijn boeken overbodig maakt. Deze lezer zit al te glimmen van genoegen bij dit vooruitzicht van een vervolg op Heldenjaren, maar misschien stamt Herman Visch’ verontwaardigde schrijven wel van vier jaar geleden en is zijn vurige claim gericht aan Thomése alweer wat vergeten geraakt. Ja, vier jaar geleden, want er wordt in die brief gewag gemaakt van het doldrieste J. Kessels-vehikel Het bamischandaal (2012). Misschien diende Visch’ hartekreet toentertijd alleen als opkontje bij de marketing van Thoméses bamiboek. Zo’n rare gedachte is dat niet bij een schrijver die zoveel gestalten heeft, van precieuze librettist tot provocerende schelm.

De tweede stap om van z’n papierbende een autonoom boek te maken, is de door hem verkozen thematische genreaanduiding voor deze stukjes ‘autobiografieën’, die in het colofon opduikt. Daarmee maakt hij van Verzameld nachtwerk de opvolger van z’n eerdere ‘autobiografieën’-amalgaam Nergensman (2008). Het komt erop neer dat hij zijn ik segmenteert door de daaraan toegeschreven identiteit te vermeerderen. In die schrijversnaam P.F. Thomése huizen tig P.F. Thoméses. Schrijven is daarmee ontsnappingskunst. De nadruk komt op het enige vormvaste te liggen: zijn werk, de boeken ‘die telkens van een ander zijn, al gebruikt hij mijn naam’. Verderop staat: ‘Ik ben een antischrijver, voor wie ‘ik’ een persoonlijk voornaamwoord is dat de grammatica nu eenmaal te bieden heeft.’ Op die manier vormt dit hét antwoord op het geschipper tussen geestelijk ideaal en het de verplattende wereld betreden waar de ambivalente schrijver in zoveel stukken in dit boek mee worstelt. Beoordeel mij op mijn boeken, gebiedt Verzameld nachtwerk.

In nogal esoterische passages zegt hij te zoeken naar ‘een witte plek op de kaart.

Apathie

Als finale samenbrengende factor dient de titel Verzameld nachtwerk: een romantische, dus vertrouwd literair aandoende titel. We lezen in Verzameld nachtwerk echo’s van Franse denkers, we lezen over cyberspace, over het wonder dat internet heet in deze post-postmoderne wereld. Interessant, maar in deze stukken te vluchtig aangestipt om dit boek te kunnen dragen – nu blijft het opgelegd pandoer. Dat is geen ramp, want de meer substantiële ‘nacht’-kant, die waarin de schrijver Thomése (of een van zijn vele ikken) zijn verlangen naar ‘afwezigheid’ erkent, intrigeert beduidend meer. In nogal esoterische passages zegt hij te zoeken naar ‘een witte plek op de kaart, die ik zelf helemaal mooi leeg mocht zien te houden’. De wereld is ‘ingevuld’, maar die plek blijft open. Het is niet zelden duister wat Thomése hier schrijft, maar intuïtief lijken die apodictische zinnen raak. Schrijven, lees ik, is niet je zelf uitdrukken, het is geen zelfexpressie, maar ‘afwezig zijn en de woorden tevoorschijn dromen, ze vervolgens hun gang laten gaan.’ Verkillend fraai.

Mijn exemplaar van Verzameld nachtwerk wemelt van de onderstrepingen, een handeling die ik volvoer bij taal van belang. Maar zoals ik het filosofische tiptoetskader verder uitgewerkt had willen zien in een desnoods academische, droge positiebepaling – als schrijver –, had ik idealiter deze alchemistische passages door hem beroofd willen zien worden van hun stelligheid, ik had de tastende, twijfelende gedachten verder willen volgen, voor mijn part wanneer ze verdwalen en verzanden. Waarom? Omdat Thomése een van de weinige schrijvers is die dat kan. Omdat niemand anders in dit taalgebied het aandurft een nieuwe Voer voor psychologen te schrijven. Verzameld nachtwerk biedt genoeg prikkelende gedachten en verrassende inzichten. Zo schrijft Thomése over roem, die hij als nog ingebeelde schrijver in zijn adolescentie als ‘toeval’ beschouwde. Hij benoemt haarscherp de valkuil van schrijvers in de media: dat ze als personage belangrijker worden dan hun boeken. Tegelijkertijd toont hij de onvermijdelijke spagaat: ‘Om te schrijven kun je beter onzichtbaar zijn, om succes te hebben moet je juist zichtbaar worden. Zonder succes geen schrijverschap. Beroemd zijn of niet zijn, dat is de kwestie.’ Allemaal goed gezien, zo ook zijn eigen dubbelhartigheid daarin.

Maar ook komt het voor dat ik eerst veelbelovende zinnen lees over het door hem als creatief vruchtbaar aangemerkte verschijnsel verveling: ‘De definitie van verveling is: de wereld niet meer voelen. Apathie.’ Maar na ‘apathie’ besluit die exercitie met de romantische zin: ‘Zich koesteren in het koude licht van de maan.’ Natuurlijk, dat klinkt direct literair, maar het is mij te veel mooischrijverij en als rem op de beweging naar het onbekende die de schrijver met zijn geestkracht inzette, te gering voor wat hij in huis heeft en nog niet toont. Maar één ding staat gelukkig vast bij deze denkende schrijver: zijn ‘autobiografieën’ blijven werk in uitvoering. Over een paar jaar is het weer raak.

Verzameld nachtwerk
P.F. Thomése, Atlas Contact, 271 p., € 19,99