Ouderdom is, net als sekse en etniciteit, een demografisch kenmerk dat zich onmiddellijk aan de buitenwereld opdringt.

Hoe verder mensen van je af staan, hoe minder goed je ze uit elkaar kunt houden. Dit ‘alle Chinezen lijken op elkaar’-effect doet zich ook bij leeftijden voor. Toen mijn kinderen klein waren, kon ik vrij nauwkeurig schatten hoe oud een onbekend kind was. Sinds ik nauwelijks nog met jonge kinderen omga, zie ik kleintjes, wat grotere kinderen en een diffuse categorie jongeren die even goed tieners als twintigers kunnen zijn. Mijn onderscheidingsvermogen voor ouderen heeft zich daarentegen verscherpt: die persoon zweeft rond de vijftig, dat is een evidente zestiger en die daar loopt tegen de tachtig.

In kinderlijke ogen is iedereen die geen kind is oud

Generalisering en specificering treden ook in omgekeerde richting op. Voor Chinezen lijken alle westerlingen op elkaar. Een kind weet precies of een leeftijdgenoot iets ouder of iets jonger is. Voor de rest...