De riskante ambitie van A.F.Th van der Heijden

In zijn laatste literaire bijdrage aan het weekblad neemt Jeroen Vullings de gelijktijdig verschenen romans van A.F.Th van der Heijden onder de loep.

Zonder ambitie gaat het niet. Dat adagium is al het zijne vanaf de eerste literaire schrede van A.F.Th. van der Heijden. Maar ook in ambitie bestaat een hiërarchie: je hebt ambitie die vervulbaar is én zodanig opgeschroefde ambitie dat die een zware wissel trekt op je bestaan en slechts constant staande op je tenen te verwezenlijken is. Die laatste, hogere vorm is A.F.Th. van der Heijdens ambitie. Harry Mulisch kende eenzelfde soort (levenslange) ambitie, het op papier verwezenlijken van het hooggebergtegelijkende oeuvre dat in je adolescente hoofd al zichtbaar was – voor jou, nog niet voor de buitenwereld. In de vervulling van die ambitie verschillen Mulisch en Van der Heijden: Mulisch schreef zijn filosofische magnum opus De compositie van de wereld en later zijn literaire magnum opus De ontdekking van de hemel, terwijl Van der Heijden beide sporen verenigt in zijn roman fleuve, De tandeloze tijd, de aanwending van de filosofische notie ‘leven in de breedte’ als schrijfprocédé en dramatisch motief in de levens van Albert Egberts en andere, belangrijke weerkerende personages.