Vroeger, vroeger toen alles beter was en geluk nog heel gewoon, had men nog respect. Respect voor advocaten, respect voor mensen in nood en voor diegenen die door weer en wind naar de supermarkt gaan om mandarijntjes in te slaan. Alleen in de bus, in de trein en in de winkel vind je het nog. Respect.

Ach, de ontroering. Die bak met Twixen naast de deur, kleine voeten op het grindpad, het geluid van de deurbel, die blozende gezichtjes, van onder verlicht door waxinelichtje in een beschilderd en beplakt melkpak. En dat alles in het licht van Sint Maarten de barmhartige, die de helft van zijn mantel afstond aan een bibberende bedelaar en zich vervolgens uit bescheidenheid verstopte in het ganzenhok.

‘Yo, buurman. Alles goed, alles relax? Elf november is de dag, da-hat mijn lichtje, da-hat mijn lichtje… Eh. Whatever.’

‘Wat mooi! Alsjeblieft, jongens.’

‘Een mandarijn? For real? Wat de fuck, buurman.’

Nee, daar komen ze niet mee weg. In ieder geval niet bij Peter-Jan Margry,...