Drie Amerikaanse vrouwen, de schoondochter en twee kleindochters van kunsthandelaar Jacques Goudstikker zijn de enige overlevenden van de familie. De weduwe van Goudstikker, Dési von Saher overleed begin vorig jaar en zijn enige zoon, Edo, stierf vijf maanden na zijn moeder.
‘Omdat we ‘t niet wisten,’ zegt Charlène von Saher, de jongste kleindochter (22), als ik vraag waarom ze er nu pas over denken een claim in te dienen bij de Nederlandse staat.

Göring en Hitler hadden hoogstpersoonlijk hun keus uit de collectie-Goudstikker gemaakt. Voor een habbekrats waren de bezittingen van de joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker, die met zijn vrouw Dési en zoon Edo in mei 1940 naar Engeland vluchtte, tijdens de bezetting ‘verkocht’ aan de Duitsers. Na de oorlog ging de enorme verzameling niet terug naar de weduwe van de omgekomen Goudstikker. De schilderijen belandden in musea, in ministeries en in Nederlandse ambassades. Dési Goudstikker deed nog pogingen om haar bezit terug te krijgen. Maar, zo bleek al snel, van de Nederlandse overheid viel niets te verwachten. Dési stierf in 1996. Nu eisen de erven Goudstikker, in navolging van Christine Königs, de kunstschatten van hun grootvader op. Wie zijn ze? En waarom doen ze dat nu pas, meer dan vijftig jaar nadat de Nederlandse staat zich de collectie-Goudstikker – wat ervan over was na de oorlog – toe-eigende.