Het luchtkasteel van de Russische democratie

‘Weet je wat het is?’ zegt mijn schoonvader, terwijl hij in de keuken van zijn Hans-en-Grietje-huisje, sprookjesachtig ingekapseld door de sneeuw, het deeg kneedt voor de pelmeni, de Russische ravioli. ‘Mijn leven lang ben ik omringd geweest door leugens. Toch heb ik er altijd het beste van willen maken. Ik kon goed leren, werd ingenieur. En later partijlid. Je geloofde er niet in. Sterker: je háátte het.’

Mijn schoonvader, Rudolf Pobat, werd in 1937 geboren in Moermansk. Voor een Rus van vijfenzeventig is hij buitengewoon vitaal. Hij woont met zijn tweede vrouw Nina in de bossen buiten Petersburg. Sinds drie jaar hebben ze aardgas.

Zijn eerste vrouw, mijn schoonmoeder Irina Pobat – ‘Van de Feinstein-kant’ – werd twee jaar geleden in een ziekenhuis feitelijk vermoord. Ze ligt nu op een begraafplaats, met de naam ‘Slachtoffers van de 9de januari’, waar reeds in de Sovjettijd – zij het mondjesmaat en met communistische tegenzin – een...