‘Maar wanneer was het precies?’

‘Tijdens mijn eerste ambtsperiode. Ik was gouverneur van die provincie in het Verre Oosten. Een strookje zand, dat was het. Mijn jaargenoten van het diplomatenklasje hebben tijdens de slotborrel grappen over mij gemaakt omdat ik daar werd gestationeerd. Zij hadden zelf de hippere posten toegewezen gekregen, minstens de helft van hen in de marmeren instituten van de hoofdstad, vlak bij hun favoriete restaurants en bordelen, en de anderen op om vergelijkbare redenen gewilde posten als Korinthe en Smyrna.’

‘Of Alexandrië.’

‘Dat was de hoofdprijs. Dat was en is nog steeds onze grootste afvaardiging. Grote belangen, weinig werk. Je moet de toevoer van het graan gaande houden. Maar daar bestaat al minstens tien jaar een uitstekende infrastructuur voor. Er is geen interne onrust en de restaurants zijn subliem. Nergens eet je de ibistongetjes zoals bij Chez les Muses naast de oude bibliotheek.’

‘We dwalen af.’

‘Maar ik heb er het beste...