Anton Corbijn kiest zijn prooi zorgvuldig: de niet volmaakte mens die zichzelf voordoet als perfect.

Anton Corbijn kiest zijn prooi zorgvuldig: de niet volmaakte mens die zichzelf voordoet als perfect. Hij legt ze meedogenloos vast op zijn foto’s. Het is geen toeval dat zijn objecten mensen zijn uit de wereld van de glamour. Zoals het evenmin toeval is dat hij ze beziet met het oog van een calvinist.

Glamour, het betoverende uiterlijk, de schone schijn – het zijn niet de meest in het oog springende kenmerken van de Nederlandse cultuur. Het is niet alles goud wat er blinkt, luidt een favoriet spreekwoord. Nederlanders voelen zich niet thuis in de wereld van roem en glorie, ze vereren hun beroemdheden niet op uitbundige wijze. Nederland is een land van ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Nuchterheid en zakelijkheid zijn belangrijke deugden. Niet alleen tegenwoordig. Dat was al zo in de zeventiende eeuw. Rijke patriciërs waren wars van uiterlijk vertoon. En vanaf die tijd was het ook zo voor kunstenaars.

Nederland kan zich beroemen op een paar onsterfelijke schilders. Ze hebben door de eeuwen heen de bijzondere lichtval die op dit deel van de wereld valt op hun schilderijen weten over te brengen. Van Rembrandt tot Mondriaan, van Ruisdael tot Breitner. Simpel, sober, bijna zakelijk schilderden ze. Uiterlijke pracht en praal is – op een enkele uitspatting in de Gouden Eeuw na – niet erg aan Nederlanders besteed. Zelfs de Nachtwacht was een doodgewone opdracht van een gilde. Sinds die zeventiende eeuw wil Nederland niet meer meedoen met heldenverering, het aanbidden van de groten ligt hen niet.

Glans en glitter horen nog steeds meer thuis in landen als Amerika en Frankrijk. Allure, een beetje extravagantie: een Nederlander gaat ervoor naar Parijs, Londen of New York.

Is het, in dit verband, verbazingwekkend dat een van ’s werelds bekendste cult-fotografen uit het oer-Hollandse Strijen komt, een dorp in de Hoekse Waard niet ver van de Dordtse Kil? Nee. Fotograaf Anton Corbijn (44) werkt al vijfentwintig jaar in de wereld van de glamour. Maar wel op een eigenzinnige, ingetogen wijze. Popidolen en filmsterren, schrijvers en kunstenaars zijn het domein van Corbijn.

Corbijn groeide op in een omgeving van kijken en bekeken worden. Thuis als zoon van een dominee had hij – volgens eigen zeggen – veel bekijks. Want als je vader in een kleine gemeenschap zo’n dominante rol vervult, houden de kerkleden ook jou, als zoon, nauwlettend in de gaten. Nieuwsgierigheid van anderen kan beknellend werken. Hoe moet je omgaan met de morele machtspositie die je vader in het dorp inneemt? Veel kinderen van dominees staan voor lastige keuzen. Ze staan in tweestrijd: of je past je aan aan de wereld van je vader, of je distantieert je daar nadrukkelijk van. Anton Corbijn koos voor het laatste, hij wilde de wereld van Strijen en zijn ouderlijk huis ontvluchten. ‘Ik was vrij geïsoleerd in mijn jeugd. Ik heb er niet zulke goede herinneringen aan,’ liet hij later optekenen. Toch wilde hij aanvankelijk zendeling worden. Tot hij op een dag hoorde dat op Nieuw-Guinea een missionaris werd opgegeten. ‘Toen hield het meteen op,’ zegt Corbijn. Niet het woord van God zou hij verkondigen, maar hij ging op pad om de wereld van de schone schijn te verkennen.

Hij woont in vliegtuigen. Hij is een echte calvinist, een slaaf van het arbeidsethos.

Hoe paradoxaal de combinatie van glamour en calvinisme ook lijkt, Corbijn vond toch een formule om zijn eigen geschiedenis in zijn werk te incorporeren. Met een instelling die kenmerkend is voor een calvinist: hard werken en een beetje de kwelling (willen) voelen van dat vermaarde schuldgevoel. Een gevoel dat altijd tegen je zegt: eigenlijk kan alles wat ik doe nog beter. Corbijn – het is vast geen gespeelde bescheidenheid – vindt zijn werk geen geweldige prestatie. Want, zei hij ooit: ‘Het gaat me gemakkelijk af. Als je er kei- en keihard voor moet zwoegen, dan is het pas een grote prestatie.’

Vier jaar geleden zei Bono, de zanger van U2, over zijn vriend Corbijn: ‘Anton is de laatste tijd wat meer beschouwend geworden. Zijn vader was een man van de kerk en ik zie dat meer en meer in zijn werk terug. Hij zal het ontkennen, maar ik zie het, zelfs in het midden van een Metallica-video. Zijn werk roept diepe beelden op, zoals dat van het kruis. De beste kunstenaars blijven kinderen en halen daar hun inspiratie vandaan, meestal onbewust.’ Bono gaat in de binnenkort uit te zenden documentaire Anton Corbijn – geen stil leven nog een stap verder: ‘Hij woont in vliegtuigen. Hij is een echte calvinist, een slaaf van het arbeidsethos.’

De wijze waarop kerkhoven en kruisen in zijn foto’s zijn verwerkt – het lijkt of doem en wederopstanding ieder moment kunnen plaatsvinden – doen je haast geloven dat je hier werkelijk met een zwartgallig mens te maken hebt. Maar zo simpel ligt het natuurlijk niet.

Zijn oeuvre straalt bittere ernst uit. Hier is een bloedserieuze fotograaf aan het werk. De door hem in Famouz geportretteerden kijken zelden of nooit vrolijk. Altijd die ernst! Waarom lacht Bruce Springsteen niet? Waarom lijkt Miles Davis de wanhoop nabij, waarom heeft Elvis Costello zo’n desolate blik? Alleen Tom Jones lacht, maar zonder een spoor van zijn gebruikelijke geschater. En Bono? Die lacht in Corbijns boek Star Trak naar Salman Rushdie, maar het is een lachje om Rushdie op zijn gemak te stellen. Rushdie zelf heeft een inktzwarte zonnebril op.

De donkere kamer van Corbijn brengt zijn geportretteerden net iets meer dan levensecht in beeld: Jody Foster in gepassioneerd gebed. Captain Beefheart neemt zijn hoed af voor de somberheid van het leven. De schitterende foto van Lars von Trier, bloot achter een kruiwagen, toont de naakte waarheid. Toen Corbijn in 1998 Wim Kok voor het verkiezingsaffiche fotografeerde, wilde Rita dat haar man er toch iets ‘vriendelijker’ op zou staan. Corbijn gaf gevolg aan dat verzoek, maar regisseerde de ijdelheid van Kok op zíjn manier, zoals hij dat ook bij anderen doet.

Alsof de duivel er mee speelt: de hemel van Corbijns foto’s wordt gedomineerd door asgrauwe lucht. Het silhouet van Jim Kerr, starend naar grijszwarte wolken, is vermaard. De duistere kant van de mens moet Corbijn fascineren.

Hij fotografeert mensen die dagelijks door de wereld van glamour paraderen op een afwijkende, persoonlijke manier. Zíj tutten zich op, maken zich kunstmatig aantrekkelijker dan ze zijn, hebben daardoor soms een bedrieglijke schoonheid. Corbijn pelt de zelfingenomenheid ervan af, laat de ontmaskerde zien zoals hij is. Om dat doel te bereiken, doet hij soms iets onverwachts: dan zet hij zijn object – bijvoorbeeld de Rolling Stones – juist een masker op.

De zelfkant van de geportretteerde schemert door. Walk on the wilde side, noemt Lou Reed het. Ook hij is door Corbijn gefotografeerd. De wegkwijnende, misschien wel pesterige blik verraadt dat Corbijn hem precies op het juiste ogenblik betrapt heeft. Het oog van de meester ziet beslissende details. En die details laten juist de niet perfecte mens zien, ook al is hij een superstar. Neem Pavarotti, wiens donkere zijde meesterlijk overkomt. De mens die juist niet volmaakt is, maar zich als perfect voordoet, is Corbijns prooi. Hij legt ze meedogenloos vast op zijn foto’s.

Je kunt je afvragen waarom grote sterren zich weinig geflatteerd laten portretteren. Dat heeft ermee te maken dat Corbijn met de mensen die hij fotografeert een moment van intimiteit weet te creëren, al is hij soms maar enkele ogenblikken in hun buurt. Clint Eastwood, vertelde hij, ‘gave me one minute of his time and that was it‘.

No guts, no glory. Corbijn kan bluffen als het moet. Ooit vroegen de Rolling Stones hem of hij hen wilde fotograferen. Dat was een oude jeugddroom van Corbijn, maar hij stelde wel een voorwaarde. Geen studiofoto en de heren moesten maskers willen dragen. Het zouden ongeëvenaarde opnamen worden.

Aangeboren talent, maar ook geduld, passie en een beetje mikken op effect zijn de basis van zijn succes.

Aanvankelijk drukte hij zijn foto’s af met een grove korrel, later gaf hij ze meer scherpte. Daartoe ging hij over op een Hasselblad-camera. Maar hij bleef werken met zijn Kodak Tri-x-filmpjes. ‘The best they ever made.’ In 33 Still Lives, zijn laatste boek (1999), introduceert Corbijn een lichtblauw raster over zwart-wit foto’s. Je moet ervan houden. Zijn foto’s krijgen wel een nieuwe dimensie, maar het lijkt meer op wat anderen ook doen.

Sinds 1984 maakt Corbijn videoclips. Inmiddels heeft hij er zestig op zijn naam staan. Krantenberichten melden al jaren dat hij nu ook iets met ‘film’ wil. De calvinist Corbijn tobt daar nog over.

Corbijns meesterzet was dat hij ooit naar Londen trok, waardoor hij een veel groter podium voor zichzelf creëerde. Maar tegelijkertijd beperkte hij zich – in de keuze van zijn onderwerp: alleen beroemdheden. Daarin is hij uiterst consistent. Mindere goden laat hij over aan andere fotografen. Aangeboren talent, maar ook geduld, passie en een beetje mikken op effect zijn de basis van zijn succes. Maar ook commercieel denken is hem bepaald niet vreemd. ‘Als je er veel geld voor krijgt, maak je geen betere foto’s.’ Die uitspraak is van Corbijn. Maar is de dominee niet stiekem ook koopman? Een journalist vroeg hem eens op de man af of hij werkelijk ‘een ton’ per dag kost. ‘Soms meer,’ liet Corbijn weten. ‘Als je serieus genomen wilt worden, moet je veel vragen.’

Hij vraagt niet alleen een hoog honorarium aan (sommige) artiesten, maar werkt daarnaast af en toe voor het grote bedrijfsleven: BMW, Mercedes Benz en Nike.

De kracht van Corbijn is zijn eenheid van stijl. Kan hij zich nog losmaken van zichzelf en een nieuwe, misschien wat minder sombere, wat meer opgewekte kant van zijn personages in beeld brengen? De toekomst zal het leren. Vijfentwintig jaar zit Corbijn nu in het vak. De nieuwe directeur van het Groninger Museum, Kees van Twist, heeft Anton Corbijn, die zijn loopbaan in Groningen begon, terecht geëerd. Het museum heeft een overzichtstentoonstelling samengesteld waar het belangrijkste werk van een ‘Hollandse jongen’ in het rijk van de rich and famous is te zien. Ook in Amsterdam is een deel van Corbijns werk te zien. Na Chicago, San Francisco en Parijs is Nederland weer eens aan de beurt.

Corbijn is inmiddels zelf een beroemdheid geworden. Dat zal Nederland merken. Of Corbijn dat écht leuk vindt, is nog maar de vraag. Eigenlijk is hij een tamelijk bescheiden en verlegen man. Maar Corbijn weet dat al die aandacht onvermijdelijk is. Vroeger, in Strijen, zal hij het wel geleerd hebben: als ze hierboven een plan voor je hebben, als ze je ergens voor hebben voorbestemd, dan is daar geen wrikken meer aan.

Dit artikel verscheen op 18 maart 2000 in Vrij Nederland