In de documentaire ‘Levenseindekliniek’ zag Beatrijs Ritsema hoe mevrouw Goudriaan insliep na een spuitje. ‘Zo iemand ga je toch niet dood maken? De arts als brenger van de dood als een vlucht uit psychisch lijden blijft een moeizame constructie.’

In films wordt dezer dagen alleen nog maar gerookt door bad guys en stumpers. Het sigaretje dat dokter Verwer na gedane arbeid opstak in de documentaire Levenseindekliniek droeg in niet geringe mate bij aan een algehele indruk van smoezeligheid. Als je net een demente vrouw naar de andere wereld hebt geholpen, moet je niet naar buiten gaan om even te roken – althans niet voor het oog van de camera. Dat is heel slecht voor de beeldvorming.

De film, waarin drie personen met een persistente doodswens werden gevolgd, liet zien hoe een en ander in zijn werk gaat, maar het (onbedoelde?) resultaat was stevige antireclame voor de Levenseindekliniek. Op sommige momenten leek de film wel een knullige pastiche.

Bert Keizer, verpleeghuisarts en sinds kort trouwens ook werkzaam bij de Levenseindekliniek, heeft regelmatig geschreven dat het onbestaanbaar was dat een arts een dodelijke injectie zou toedienen aan een persoon die niet begrijpt wat er aan de hand is. Hij zou dat zelf in ieder geval nooit doen.

Toch gebeurde precies dat. Of mevrouw Goudriaan, die hooguit vijf woorden tot haar beschikking had, nu leed aan semantische of aan gewone dementie is irrelevant, net zoals een wilsbeschikking van vier of twee jaar terug irrelevant is. Te zien was een vrouw die verder heen was dan tal van reguliere alzheimerpatiënten, een vrouw die alleen nog automatisch gedrag vertoonde zonder enig reflectief besef van wat dan ook om haar heen, inclusief zichzelf. Zo iemand ga je toch niet dood maken? Dat is een wel heel frivole interpretatie van het begrip zelfbeschikking. Voor zover er in de finale sessie hulp werd verstrekt of belangen werden gediend, leek het belang van de partner meer prioriteit te hebben dan dat van de demente vrouw, over wier voorkeur niets vastgesteld kon worden omdat ze te ver heen was om er überhaupt nog voorkeuren op na te houden. Alles wat omstanders er toch over zeggen, is projectie.

Als ze zo graag zelfbeschikking willen, zouden ze bereid moeten zijn die moeite te nemen, in plaats van de daad uit te besteden aan een vrijwilliger.

De scène waarin de demente vrouw daadwerkelijk een spuitje kreeg, was extra akelig omdat je onmiddellijk verpleeginrichtingen voor je geestesoog ziet waar duizenden mensen in zitten die net als zij totaal de kluts kwijt zijn en die – daar kan iedereen zijn hand voor in het vuur steken – desgevraagd bij leven en welzijn nooit op die manier hadden willen eindigen. Ze zitten daar allemaal tegen hun eerdere wil. Hoe deprimerend die verpleeghuizen ook kunnen zijn (wat overigens nog best meevalt, ook in doffe ellende doen zich lichtere momenten voor), er is één ding deprimerender: het idee dat niet-begrijpende dementen te maken krijgen met artsen die hen zo nodig uit hun lijden menen te moeten verlossen. De dood van mevrouw Goudriaan maakt in al zijn transparantie dat vooruitzicht ineens een stuk reëler. Als haar man, begrijpelijk genoeg, van haar af wilde, had hij haar naar een verpleeghuis kunnen brengen. Daar was ze niet opgevallen als iemand die er niet thuis hoort.

De arts als brenger van de dood als een vlucht uit psychisch lijden blijft een moeizame constructie. Ook het gedoe met injectiespuiten was niet om aan te zien in z’n barbaarsheid. Alsof de dierenarts erbij werd geroepen om Fido te laten inslapen. Als een honderdjarige vrouw achter een rollator kan lopen en een man met een dwangstoornis zijn T-shirts netjes op stapeltjes kan leggen, kunnen ze ook zelf drankjes of bakjes vla met dodelijke middelen tot zich nemen. Als ze zo graag zelfbeschikking willen, zouden ze bereid moeten zijn die moeite te nemen of desnoods te versterven in plaats van de daad uit te besteden aan een vrijwilliger.

Ongetwijfeld zal deze film tot een golf van nieuwe aanmeldingen bij de Levenseindekliniek leiden. Directeur Steven Pleiter pareerde de kritiek met een verwijzing naar uiterste zorgvuldigheid waarmee de protocollen werden gevolgd. Ik zag vooral decadentie, zowel bij vraag- als aanbodzijde.