Essay / Pleidooi voor onbehagen

Feelgood. Als ik in het nabije verleden die term gebruikte, was het om op een milde manier te zeggen: dit is een ongevaarlijk verhaal. Een behaaglijk verhaal. Een verhaal dat angst noch ongemak inboezemt. We kennen het van de films die vaak dit predicaat krijgen, alles wat heftig en weerbarstig is in het leven wordt gepolijst, overgoten met lichtvoetige humor, omgezet in loutering, of opgediend met een behapbare moraal die nooit zwaar drukt en ons moeiteloos zal vergezellen in het bestaan. We sluiten zelfs welbewust, eventjes, de ogen voor de onwaarachtigheid die zo’n gezocht gelukkig einde aankleeft. We willen genieten van een sprookje.

In de literatuur reserveerde ik de term feelgood voor boeken die ’troost’ of ‘verlichting’ bieden, termen die eerder in een levenskritiek dan in een literaire kritiek thuishoren. Feelgood hoort bij levensverhalen. Afgeronde autobiografisch getinte geschiedenissen waaruit je veel handige dingen kunt opsteken,...