Het zijn niet de grote maatschappelijke thema’s of het plot die je Dave Eggers doen lezen. Het is hoe hij met zijn zachtmoedige pen de mensen beschrijft.

Josie is veertig en net af van haar man en tandartsenpraktijk als ze met haar twee kinderen de provinciestad in Ohio ontvlucht om in een camper door Alaska te toeren.

Haar man Carl, ruggegraatloos, een weekdier, een lafaard en bovendien loose-boweled – hij heeft problemen met darmen en prostaat en zit om de haverklap op de wc, waarover hij ook nog luidruchtige grappen maakt tegen de kinderen – is er vandoor met een jong ding. Haar praktijk raakte Josie kwijt aan een patiënt die haar voor de rechter sleepte vanwege een of andere vermeende nalatigheid.

Milde cultuurkritiek

Helden van de grens is de achtste roman van Dave Eggers (1970). Het engagement ontbreekt nooit in Eggers’ boeken, maar na Wat is de wat (2006, over kindsoldaten), De Cirkel (2013, over privacy) en Uw vaderen, waar zijn zij? En de profeten, leven zij voor eeuwig? (2014, over politiegeweld), is zijn jongste boek een intiemer verhaal over een moeder die wat uit het lood is, en haar twee jonge kinderen die haar gewetensvol bijstaan op hun reis langs de grenzen van beschaving en wildernis, van orde en burgerlijkheid en gekte.

Ook dit boek bevat Eggers’ milde cultuurkritiek, op de pagina’s dat Josie hartgrondig tiert over haar medemens, de mannen in lycra op hun racefietsen die iedereen van de weg menen te mogen dringen omdat ze toevallig hard trappen en dan nog doen of ze ecologisch verantwoord bezig zijn ook, de toeristen die maandverband op het strand laten slingeren, de moeders met paardestaarten die de hele dag bezig zijn met hun yogales en de buitenschoolse activiteiten van de kinderen. Of over Carl, hoe die op de televisie ziet hoe de Occupy beweging zich in Zuccotti Park ontvouwt en ineens weigert nog een keukenkastje met Josie te gaan uitzoeken omdat hij het, zij het passief en werkeloos en niksend op de bank, oneens is met de consumptiemaatschappij. Of in de zinloze aanklacht tegen Josie door haar patiënt en diens geldbeluste kinderen.

Rammelende camper

Waar zijn de helden? Josie zoekt ze in Alaska; zijn daar niet de pioniers, de nog niet gecorrumpeerde mensen die dag in dag uit hout hakken en ijs breken en vissenvangen in flanellen hemden? Maar de bewoners van de 49ste staat blijken niet zo heel veel anders te zijn dan die van de 48 zuidelijkere, en ook in Alaska lopen de gezinnen in hun gekleurde lycra buitensportkledij, ook daar rommelt de mensheid maar wat aan, en bovendien staat er een aanzienlijk deel van de bossen in de fik.

Eggers’ nieuwste hoofdpersoon zelf is evenmin een typische heldin, maar gewoon een getergde vrouw van middelbare leeftijd die opnieuw wil beginnen na acht jaar van haar leven te hebben vergooid met een waardeloze man en een oneindige reeks van anonieme gebitten. Josie trekt van oord naar oord, op zoek naar een plek om te blijven, maar de bekoring van elk van die oorden houdt niet lang. Ze zou onverstoorbaar moeten zijn als de zon, denkt ze, voor haar kinderen, maar alles verloopt zienderogen en nu zit ze met haar ongewassen kroost in een rammelende camper met het servies in de douche, en de enige vaste factor blijkt de fles pinot die steeds binnen handbereik is.

De echte helden, Paul en Ana, volgen hun moeder onverschrokken in haar grillen.

Goedmaken met ijsjes

Het zijn niet de grote maatschappelijke thema’s die je Eggers doen lezen, en misschien ook niet de plot. Het is zijn grenzeloze compassie met iedereen die uit zijn pen ontspruit, en in dat register is Helden van de grens weer een geweldig boek. Als Eggers naar de mensen te kunnen kijken. Met zoveel gevoel en genoegen een alleenstaande moeder, schijnbaar een vrouw als alle anderen, te typeren.

Eggers laat Josie paginalang haar tandartsendag indelen in wisselende stemmingen, van het uur van het uitgeputte ontwaken, het tweede kopje koffie dat maakt dat ze zich onverslaanbaar waant, het dieptepunt halverwege de dag als ze in de zoveelste vieze mond staart, tot het tweede glaasje wijn ’s avonds dat haar dan toch nog een losse en beminde moeder maakt. Hoe ze haar fouten, dronkenschap of kortstondige verwaarlozing, bij haar kinderen probeert goed te maken met ijsjes of dure en onpedagogische zoethoudertjes. Hoe Paul en Ana alles voor haar zijn en tegelijk al haar vrijheid hebben afgenomen. Hoe Josie, op een avond dat ze haar kinderen heeft achtergelaten bij een schimmige campingeigenaar om een fietstochtje te maken, mijmert: Wat doe je je kinderen aan? Waarom rij je op een scheve fiets aangeschoten over dit mooie pad? Vind je dat nou een goed gebruik van je tijd, van je mens-zijn? Hebben we kostbaar ruimtestof aan je verspild?’

Wildebras

En dan zijn er nog de werkelijke helden van het boek, Paul en Ana, die hun moeder onverschrokken volgen in haar grillen. De achtjarige Paulie, met zijn ice-priest eyes, een serieus en vroegwijs menneke, en Ana van vijf, ooit te vroeg geboren en er nu schijnbaar van overtuigd dat ze al haar kwetsbaarheid als baby moet compenseren door te bewijzen dat ze onkrenkbaar is, als een wildebras overal tegenop botst, overal vanaf valt en alles kapot maakt. Ze praat tegen stenen en bomen en vogels, voetbalt met een vissenkop en schreeuwt die na, als ze hem over de kade het water in heeft geschopt: ‘Heb ik wat van je aan soms?’

Onnavolgbaar zachtmoedig zijn Eggers’ beschrijvingen van die kinderen.

Meer is er niet

De catharsis die Josie van Alaska verwachtte, blijft uit. Ze belandt op campings vol bejaarde reizigers, gerund door dronken en handtastelijke beheerders. Haar stiefzusje, haar enige kennis in Alaska en directe aanleiding voor de reis, brouwt ook al haar eigen whisky en rakelt maar wat graag eerdere mislukkingen uit Josies jeugd op. Op een paar plekken in de wildernis vindt Josie rust, tot het moment dat zij weer verjaagd worden door een bosbrand of een storm, een onwelgevallige ranger of een lege ijskast.
En zo trekken Josie, Paul en Ana voort. Als de herinneringen aan Ohio vervagen, verzoent Josie zich langzamerhand met de mensen die ze heeft achtergelaten. Een bestemming bereiken ze niet. Meer is er niet, niet meer dan de capriolen van de kinderen, een vos die scharrelt in de schemering, de tere zinnen van Eggers. Josie moet het daarmee doen, en Eggers, en zijn lezers, en de rest.

Helden van de grens
Dave Eggers, vertaling Gerda Baardman, Lebowski,
368 p., € 24,99