Begin jaren tachtig ging Harm Botje sr. met vijf vrienden naar de Jebel Marra, de uitgedoofde vulkaan midden in Darfur. Een oase van idyllische rust in een langzaam roerig wordend gebied. Dit zijn z’n herinneringen aan die tocht.

De eerste keer dat ik van Darfur hoorde, was in Caïro, op de grote kamelenmarkt van Imbaba. Darfur, dat was de veertig-dagen-weg, de woestijnpiste waarlangs kuddes van duizenden kamelen op gezette tijden de slachthuizen van Caïro bereikten. Even benoorden Assoean werden ze bijgevoed, met boten de Nijl overgezet en in vrachtauto’s geladen. Je zag hun lange halzen over het beschot uitsteken, terwijl ze tevreden kauwend hun nieuwe omgeving opnamen. De weg tussen Assoean naar Abu Simbel in het zuiden lag bezaaid met hun karkassen, kamelen die het in het zicht van de Nijl net niet hadden gehaald.

In vroeger tijden eindigde die veertig-dagen-weg een stuk noordelijker, bij Assioet. Daar werden niet alleen de kamelen die het hadden overleefd verhandeld,...