Het is nog maar kwart over twee en het zaaltje in de Nassaukerk in de Amsterdamse Staatslie-denbuurt ziet al blauw van de rook. Twaalf dak- en thuisloze schrijvers en dichters van Kantlijn zijn hierheen gekomen om te schrijven. Vanaf één uur is de zaal open; om twee uur stipt begint de workshop.

‘Kun je het nog een keer voorlezen?’ roept Steen. Zijn hond Jean-Paul Sartre ligt met zijn kop in zijn schoot te slapen. Ik herhaal een strofe uit een gedicht van Antjie Krog, de beroemde Zuid-Afrikaanse dichteres: ‘…alsof / ze enkel lucht of leegte of glas is / dwars door haar heen kijkt hij, niet zomaar / over of langs haar heen. In het niets is / ze verdwenen, zonder taal of trauma vooraf…’

‘Mooi beeld,’ zegt Jacky.

‘Subtiele taal,’ fluistert Alan.

Steen steekt weer zijn hand op. Hij is een mooie man met een cowboyhoed en een rugzak vol boeken en bier. ‘Wat bedoelt de dichter met is ze enkel lucht of glas? Is die vent die naar d’r kijkt soms haar echtgenoot en heeft-ie genoeg van d’r?’

‘Het is een metafoor man!’ zegt Frans. ‘Ze voelt zich onzichtbaar.’

‘Zoals mensen in de supermarkt soms ook de daklozenkrantverkopers niet zien, of niet willen zien,’ suggereer ik en lees nog een stukje van het gedicht: ‘…zelfs voor de ober is ze meubilair / hoe heeft het zover kunnen komen / dat niets haar nog herkent…’

‘Volgens mij is het toch gewoon een stel dat op elkaar is uitgekeken,’ mompelt Steen en op dat moment klinkt vanuit de gang geschreeuw. ‘Verdomme, laat me erin!’ Het is Henry. Een week eerder was hij agressief en in de war en hij is daarom voorlopig geschorst. Een paar schrijvers staan op en proberen hem met zachte woorden te kalmeren, maar Henry tiert gewoon door. ‘Ik wil alleen maar schrijven!’ Na tien chaotische minuten druipt hij af en in een oogwenk is het weer rustig. ‘Wat was ook alweer de opdracht?’

‘Gebruik woorden of zinnen van Krog ter inspiratie voor je eigen gedicht of scène.’

Een uur later lezen de schrijvers voor uit hun werk. ‘Het is wel depressief, hoor,’ lacht Jacky: ‘…het is koud / ik zet de kachel aan / loop naar de gang en / kijk in de spiegel / de dood met zijn sombere gezicht / staart me aan en / fluistert mijn naam.’

Applaus. Jacky straalt maar kijkt alsof ze het niet helemaal gelooft.

Nicht van Dylan Thomas

Het is een vast ritueel, die maandagmiddag in de Nassaukerk, al meer dan vijftien jaar. Er is gratis shag, er liggen pennen en schrijfblokken klaar, vrijwilligers zorgen voor brood, fruit, koffie, thee en melk. En na afloop krijgen de schrijvers vijf euro voor hun bijdrage, die daarmee gepubliceerd mag worden in Z!, de daklozenkrant van Amsterdam. De met de hand geschreven teksten worden uitgetikt door vrijwilligers, onder wie veel studenten. En er is een redactie die de teksten uitzoekt en redigeert.

Een enkele schrijver is er vanaf het allereerste begin bij, zoals HP, die gokverslaafd is en autodidact en bij het Leger des Heils woont. Ik zou wel een heel kleine kabouter willen zijn / wonend in een bos met een kaboutervrouw. Een paar schrijvers zijn overleden, Jaqueline X bijvoorbeeld, van wie Steen de hond Jean-Paul Sartre erfde. Jaqueline was een volle nicht van Dylan Thomas, de beroemde dichter uit Wales (Do not go gentle into that good night). Zwaar verslaafd en ziek was ze, ze moest behandeld worden in een ziekenhuis. Maar omdat Sartre niet mee naar binnen mocht, bleef Jaqueline X op straat, waar ze een dag later bezweek.

De harde kern van schrijvers en dichters komt bijna elke week. Jacky, Marcel, Frans Heuvelmans, Peter (de enige dakloze bij Kantlijn met een vaste baan, als bodyguard bij de MDHG, de drugshulpverlening), Alan Miller, Bermbrandt, Adrie, Frederika, Elisabeth Kimmel, Esz, Asha, Erik, Elleke, Gijs en Mathilde. En dat is opmerkelijk, want de meeste dak- en thuislozen hebben moeite structuur in hun leven te brengen. Een paar schrijvers publiceren onder hun eigen naam; de meesten gebruiken hun voornaam of een pseudoniem, uit zelfbescherming of om hun familie niet in verlegenheid te brengen (‘Is jouw vader/broer/zus dakloos?’). In de vijftien jaar dat Kantlijn bestaat, zijn er verschillende publicaties geweest, de meest recente heet Mijn leven is een verhaal. Elk jaar is er een drukbezochte literaire salon, waar schrijvers en dichters voorlezen uit eigen werk.

Verrassend literair niveau

Dat succes van Kantlijn komt waarschijnlijk doordat het project, opgezet door de Protestantse Diaconie, geen liefdadigheid is maar een serieuze schrijfgroep met professionele begeleiding. Toen ik vier jaar geleden als begeleider bij Kantlijn kwam, had ik net De laatste dichters geschreven, waarin de hoofdpersoon een beroemde zwarte Amerikaanse dichter is die verslaafd raakt aan crack en jaren zwerft. Uiteindelijk overwint hij, mede dankzij zijn eigen poëzie, zijn verslaving en gaat weer optreden.

Harm, een van de schrijvers bij Kantlijn, herkende zich in de hoofdpersoon. Hij worstelde zelf met een heroïne- en alcoholverslaving en ondertussen werkte hij bij Kantlijn aan een soort autobiografie-in-losse-fragmenten over zijn jeugd in Drachten waar hij als zoon van een Keniaanse moeder en een stugge Friese zeeman altijd een buitenbeentje was. Harm suggereerde mij te vragen voor een paar gastlessen.

Dat ik daarna blééf, kwam door het verrassende literaire niveau van de teksten. Ik vond het ontroerend en soms jaloersmakend om zien wat de schrijvers in één uur (de tijd die ze hebben om te schrijven; de meesten hebben geen ’thuis’ waar ze rustig kunnen werken) aan proza of poëzie wisten te produceren. Bijvoorbeeld: De mens moet een verhaal van zijn eigen leven maken. Het voordeel van een verhaal is dat het een begin, een midden en een einde heeft. Volgens Albert Camus is het ontbreken van een afgerond verhaal precies datgene wat ons in de existentiële afgrond stort. (Alan Miller)

Of: Dus nam hij een rugzak, wat eten, zijn legitimatie en een wapen. Verder liet hij alles achter. Zijn vrouw, zijn kinderen, zijn huis, zijn baas, zijn verleden, zijn spijt (…). (Richard)

Harm schreef teksten als: Mijn moeder was net overleden en ik zat onder de pillen en de drank de geile hoerenloper te spelen. (…) Als kind al hoorde ik beneden in huis de wilde feesten. Altijd dronken mensen… Mijn stiefvader had een kroeg en het rare is dat wat ik zo verafschuwde nu mijn levensweg compleet bepaalt.

Ik spreek Harm (40) in een café tegenover zijn flat in Amsterdam Oud-West. Die flat is helemaal gestript, alle rotzooi eruit. Jarenlang deed de woning dienst als drugshol, crackhouse, maar sinds Harm zich negen maanden geleden liet opnemen in de Jellinek-kliniek, en nu, voor het eerst in twintig jaar, helemaal nuchter is, moet de flat, met hulp van vrijwilligers van de kerk, weer gewoon zijn thuis worden. ‘Voor mij draaide alles om Kantlijn,’ vertelt Harm. ‘Als verslaafde had ik totaal geen discipline, maar ik wilde wel per se op maandagmiddag naar de groep om te schrijven. Dat hield me op de been. Ik wilde een verhaal maken met een begin en een einde, daar werkte ik elke week aan. Misschien wilde ik wel begrijpen waarom ik er zo beroerd aan toe was.’ Toch ziet hij schrijven niet als therapie. ‘Ik kreeg een kick als ik mijn werk voorlas, ook al was het soms niet al te best en kreeg ik stevige kritiek. Toch voelde ik me altijd gewaardeerd om wat ik schreef.’

Hij praat over Kantlijn in de verleden tijd. Toen de chaos in zijn leven een hoogtepunt bereikte en hij na een wekenlang verblijf in de gevangenis (wegens achterstallige boetes voor van alles en nog wat) weer stevig ging gebruiken en vervolgens in het ziekenhuis belandde met een hartaanval, brak er iets. ‘Mijn zussen die aan mijn bed stonden en me niet lieten vallen …

Waar was ik in godsnaam mee bezig? Als ik door was gegaan met gebruiken, was ik nu dood.’ Hij kijkt de hele tijd een beetje verbaasd, alsof hij nog niet helemaal geland is in zijn nieuwe bestaan. Ik vraag of hij nog terugkomt naar Kantlijn. Harm: ‘Weet je wat het is? Voorheen had ik de schrijfgroep nodig om te overleven. Alleen wanneer ik schreef, had ik het gevoel dat ik leefde. Nu, voor het eerst in een heel lange tijd, leef ik het leven gewoon. Ik hoef het even niet op te schrijven.’

Kafka

‘Kantlijn heeft me bevrijd van het idee dat het leven totaal zinloos is,’ zegt Frans Heuvelmans (50), die ooit rechten studeerde en tolk/vertaler Frans en Spaans was, maar door zijn bipolaire stoornis in de problemen raakte. ‘Ik kan me niet anders herinneren dan dat ik wilde schrijven,’ vertelt hij in een café aan het IJ. Zijn vader was advocaat in Limburg. Hij groeide op in een kasteel met een gracht eromheen, zat op school met Bram Moszkowicz. ‘Ik werd omringd door cultuur en boeken. Goethe, Schiller, Mark Twain, Salinger, ik las alles wat los en vast zat.’ Zijn grote voorbeeld was Franz Kafka. ‘Ik herkende mezelf in hem: een buitenstaander, Kafka had ook rechten gestudeerd, hij schreef over een man die verandert in een insect, zo voelde ik me vaak ook. Op mijn zesde werd ik al psychiatrisch gediagnosticeerd, ik heb altijd slechte periodes gekend.’

Toch verhuisde hij naar Amsterdam, had een min of meer gewoon leven, met een woning en een vriendin. Hij stuurde werk op naar uitgeverijen en naar Jan Wolkers, die hij bewonderde. Wolkers schreef hem meteen terug: ‘Ga door! Ga door!’ ‘Zijn goedkeuring was op dat moment genoeg voor me.’

Toen zijn vriendin, die ook manisch depressief was, negen jaar geleden voor een trein sprong en overleed, besloot hij van de ene op de andere dag te verdwijnen. Hij ging in een tentje wonen, op een verlaten veld in het havengebied. Zes jaar lang was hij onvindbaar. Totdat hij van een andere dakloze hoorde over Kantlijn. ‘Wat me meteen beviel, was dat het strikt om schrijven ging, om literatuur, je talent ontwikkelen. Niet een dagbesteding waar alles wat je doet wel goed is omdat je toch maar een zielige dakloze bent.’

Een fragment uit zijn werk: ‘Wat gaan jullie met mij doen?’ vraag ik en het kan niet anders dan dat ze mijn ziel weerspiegeld zien in mijn ogen. Ongenadig bloot ben ik en weerloos. Ik word wakker in een ruimte met houten wanden. Mijn spieren doen zeer. Mijn mond is droog. In mijn oren suist airco. De deur gaat open. Een arts komt naast mij zitten. Ik schrik. Hij zegt: ‘Ik las uw gedichten die wij vonden in uw tas, heel diepzinnig.’

Eigenlijk wil Frans, die zowel proza als gedichten en essays schrijft, zich niet profileren als dakloze schrijver. ‘Maar ik ben enorm trots als ik word gepubliceerd in de Z!-krant. Ik krijg veel positieve reacties van lezers. En laat ik eerlijk zijn: mijn dakloosheid heeft mijn stijl beïnvloed. Ik werd teruggeworpen op de pure naaktheid van het bestaan. Ik heb geen pretenties meer, mijn stijl is soberder geworden. Vroeger zette ik me af tegen mijn milieu dat ik als “kak” zag. Dat is over. Schrijven is troost.’

Humor en zelfspot

Kantlijn is niet altijd een feest. Zo herinner ik me dat Harm en Ian (inmiddels overleden) elkaar met stoelen te lijf gingen over iets onbenulligs en pas stopten toen ik heel hard ‘godverdomme’ riep en dreigde op te stappen. Ook was er Henk, een getalenteerde, alcoholistische schrijver die in een psychose raakte en daardoor verbaal zo agressief werd dat we hem moesten schorsen. Dat waren de momenten dat ik wilde stoppen. Omdat agressie onder je huid kruipt. Soms sliep ik er slecht van.

Maar ik ben blij dat ik volhield. Dat ik lang genoeg bleef om te ontdekken welke opdrachten en welke gevestigde auteurs de dakloze schrijvers inspireren. Zo sloegen fragmenten uit het werk van Haruki Murakami niet aan, maar Virginia Woolf juist weer wél. Vooral haar Schrijversdagboek, waarin ze in een wervelende stijl over haar werk en haar aanvallen van mentale instabiliteit schrijft, wekte bewondering. Poëzie van de beroemde dichter Jorge Luis Borges werd ‘mooi maar erg intellectueel’ gevonden, terwijl Koerikoeloem van de Nederlandse Tjitske Jansen, waarin ze op schijnbaar eenvoudige maar effectieve wijze schrijft over haar jeugd in pleeggezinnen, leidde tot een stroom aan mooie verhalen.

Opdracht: begin, net als Jansen, je stuk met de woorden: ‘Er was…’ Hoe vrijer de opdracht, hoe beter er geschreven wordt. Zoals: schrijf vijf zinnen die beginnen met: ‘Ik herinner mij …’ Kies er één zin uit en gebruik die voor een prozafragment of gedicht.

De schrijvers en dichters die de Kantlijners het meest uitdagen en inspireren, zijn vrijwel allemaal maatschappelijk geëngageerd, zoals Antjie Krog, Paul Auster of de nieuwe stadsdichter van Amsterdam Menno Wigman. Hun werk ademt humaniteit, compassie, oprechtheid. ‘Schrijven is een manier om te ontsnappen aan de realiteit,’ zegt Jacky (50), ‘ik heb nogal moeite om de werkelijkheid aan te kunnen en schrijven helpt.’ Een brede grijns. Als er bij Kantlijn iemand is die met humor en zelfspot schrijft, is het Jacky. Het aangrijpendst zijn haar verhalen over haar jeugd. Fragment: Mijn moeder is en blijft vooral een mysterie voor mij. (…) Soms als ik huilde, kwam een non me troosten. En die zei dan: maar je hebt ook nog een moeder in de hemel. Ik snapte daar natuurlijk niks van. Wat had ik nou aan een moeder in de hemel?

‘Jij vindt dat mooie verhalen,’ zegt ze, ‘maar het doet pijn om ze op te schrijven.’ Jacky is een jaar of zes bij Kantlijn. Ze is al een poosje niet meer dakloos en woont met haar hond in een eenkamerappartement in de buurt. Thuisloos is ze wel; ze heeft kind noch kraai. Schrijven is steeds belangrijker geworden, zegt ze. ‘Ik heb me altijd onbegrepen gevoeld. Als klein kind al bij de nonnen werden de tehuiskinderen apart gezet, alsof we besmet waren.’

Haar jeugd bracht ze door in steeds strengere jeugdinrichtingen. ‘Lang kleefde het gevoel aan me dat er iets mis was met mij.’ Ze weet nog goed dat ze zich rond haar twintigste afzonderde van de wereld en zich opsloot met een stapel boeken. ‘Het hele oeuvre van Isaac Singer. Eén titel heette Op zoek. Dat was ik ook! Ik kon het leven niet aan. En toen las ik hem. Hoe die man schreef – zo virtuoos, zo menselijk. Dat wilde ik ook.’ Door te schrijven, én gelezen te worden, vindt ze terug wat ze lang geleden kwijtraakte. ‘Schrijven is ook onderzoek doen, jezelf leren kennen. Het liefst schrijf ik fictie. Ik ben begonnen met een kort verhaal over een schrijver die, net als ik, gefascineerd is door het feit dat hij een toevalstreffer is, omdat zijn ouders hem eigenlijk niet wilden. Wanneer hij beroemd wordt, kan hij het succes niet aan. Dat verhaal wil ik afmaken. Het is intens bevredigend om nare ervaringen om te zetten in iets moois. En het fijne is: door te schrijven begrijp ik met terugwerkende kracht waarom de dingen zijn zoals ze zijn.’