‘Omdat de mensen bij haar naar binnen willen kijken, heeft Corrie Brokken intiem gedrapeerde vitrages voor de ramen….’

In het kamertje, naast een brood- en koekenwinkel in Nieuw-Loosdrecht, aangeduid met Snackbar, streepte ik ‘intiem gedrapeerde’ weg en verving de rest door:

‘Corrie Brokken (zwart haar, bruine ogen, neus en mond: klein, tanden: lang en wit) zit op de grond naast de box, waarin haar dochter Nancy en zegt: “Dat vreselijke gezanik over Milord. ’t Is een liedje van ’n hoer, dat zijn dingen die bestaan. Waarom mag ik wel zingen over de zon en de maan en niet over een hoer, die zo zielig is?”‘

Gewend me aan de realiteit te houden bekeek ik m’n aantekeningen om te zien of ze werkelijk op de grond bij de box zat, toen ze dat zei. En stuitte op: ‘Je manier van opkomen is bepalend voor je succes. Daaraan voelen ze, of ze je in de boot kunnen nemen of niet. De grootste boeren in de zaal zitten te wachten tot je de mist in gaat. Daarom, ik wou maar zeggen, misschien is ’t verwaand, néé, ’t is niet verwaand: je moet iets doen. Je moet willen dat ze eronderdoor gaan. Zo van: nou zullen jullie je kop houden en je zal nog voor me klappen ook.’

Hierachter stond iets wat ik niet kon lezen, wat na enig turen, bleek te zijn: ‘slaapkamer… witte kast, kleren voor t raam, muffe lucht van de vocht.’ Dat was een fragment van een opdracht aan de werkster, die toen binnenkwam om te vragen wat er nog meer gedaan moest. Volgde: ‘De krant… fft, die hebben we weggedaan. Ik begrijp niets van politiek en er gebeuren de laatste tijd zulke vreselijke dingen. Je raakt als je dat leest er maar in de war van.’

Je moet willen dat ze eronderdoor gaan. Zo van: nou zullen jullie je kop houden en je zal nog voor me klappen ook.

En (onderstreept) ‘Op het afscheidsfeest van Wim lbo, iedereen was er, kwam ineens Conny (Stuart) binnen. En dan is er opeens iemand binnen gekomen. Je denkt: Oh Conny, fijn, gezellig… Conny… Ze sprak met vijf mensen tegelijk. lbo heeft dat ook… Die mensen hebben zo’n sfeer bij zich. Hoe zou dat komen? Ik maak in mijn omgeving niet van dié mensen mee…’

Na twee onleesbare blijvende regels: ‘Hurkt bij de box, neus tegen kleine neusje van Nancy: “Lieveling, vriendin, je bent zo mooi vandaag.” Staat haastig op: “Ik denk dat ze een hele zwoele stem krijgt. Ik hoop dat ze een stem krijgt zo van dat je niet weet wat ze bedoelt. D’r moeder heeft altijd zo’n schelle rettetettet.””

Spuiten

Het dikke meisje van de brood- en koekenwinkel kwam kijken of m’n koffie op was. Mijn plan om Corrie Brokken hier (vlakbij haar huis) terwijl ik naar een tot lezen verleidend begin voor mijn interview zocht, te laten zingen ‘Maar daar sta jij milord, een man staat voor een vraaauw…’ ging niet door. ‘Milord’ was niet in de Nieuwloosdrechtse jukebox.

De bus naar Hilversum zou over vier minuten komen.

Ik houd, dacht ik, het maar bij ‘Omdat de mensen bij haar naar binnen kijken…’ En dan kunnen vitrages veranderd in gordijnen. Ik zou er nog bij kunnen schrijven dat de plaats waar ik dit bedacht, ligt tegenover een veld hoge brandnetels. In de bus echter maakte Corrie Brokken een eind m’n geknutsel, en wel met haar door mij vastgelegde kreet: ‘Ze zeggen, wind je niet zo op. Maar als ik behoefte heb om te spuiten, mag ik zitten spuiten.’

Ik besloot haar (zonder franjes) te laten spuiten. Wat ze nu dus doet. De entourage kent u al enigszins. Een huis, waar je om heen kunt lopen, in een laan in Nieuw-Loosdrecht. Corrie (blauwe trui, zwarte slacks) in antieke stoel, van modern gemeubelde kamer. Portret Corrie en Cees See, met baby tussen zich in, op zeer kleine radio, ‘’t Zit.’ zegt ze, ‘er nou an te komen. Vroeger dacht je, als je daar stond, dat je stond te sterven. En als je ’t dan terug hoorde was er niks van over. Nu is ’t voor ’t eerst, dat ik iets terugkreeg van wat ik toen bedoelde.

‘Maar ik wou dat ze hier iets begrepen van wat echt fijn is. In Knokke was Colette Renard… die is wel zó goed, maar ze beweegt zich als een spastisch kind.’ (Staat op, loopt schrikwekkend door de kamer. Nancy begint te huilen en wordt gesust: ‘Oh God wat ben je een vreselijk lief kindje…’)

Niets is zo vreselijk als je de mindere te voelen van ’t publiek.

‘Ik bedoel (gaat zitten) er is helemaal niks vloeiend aan die bewegingen. Nou, m’n man was mee, we waren heel verliefd, fijn, komt dat mens en op een van m’n meest kalme momenten, die ik weinig heb, krijg ik de zenuwen. Ze had ons aan touwtjes, ze kreeg ons er helemaal onder. Ze spéélde met ons. Toen ik op moest had ik ’t niet meer. Goed, ik had hier enorm succes met die Milordplaat maar daar, bij al die internationale vedettes. Wat denken ze… Piaf is zo ziek en daar komt ene Brokken uit Holland… Maar toen dacht ik: verdomme, je weet hoe hard je werkt en dus dronk ik een cognac. Nu zal ik jullie eens wat laten zien, nu gaat er wat gebeuren met die vervelende koppen van die chique mensen, dacht ik en ik heb ze klein gekregen en ze hadden toch niet in de Libelle gelezen dat ik zo fijn was. Ik had ’t gevoel of ’t stopverf was en je ermee kon doen wat je wou. Dat moet je hebben, niets is zo vreselijk als je de mindere te voelen van ’t publiek. ’t Is een gevecht. Ze zitten te wachten, tot ze kunnen zeggen dat ze je rot vinden. Daarom, ik wil maar zeggen, wie heeft ’t nou gewonnen … En niet op de manier van eeuwig lachende griet, die in de plooi blijft om ’t publiek te lijmen.

Handhavertjes

‘Maar wat ik bedoel, dat is iets wat hier niet gevraagd wordt in dit rotland voor kunstenaars. Je hoeft nergens om te knokken, ’t wordt zo gauw goed gevonden. Er heerst zo’n lauwheid… Zo van: Laten we ’t niet overdoen, ’t zit wel goed. Kijk — nee lieveling, even rustig zijn anders kan mamma niet babbelen — de amusementswereld is hier gesplitst in cabaret en variété. Iemand als Lia Dorana, doodzonde dat ze niet meer zingt, die hoort bij de hele goeien, in de hoek van het cabaret. Die andere hoek, waar ik heel vaak verkeer, is de variétéhoek. Dat is de hoek van de succeshebbertjes, de handhavertjes, die aan top van de grammofoonplaten en weet ik veel staan. Dat vind ik voor veel artiesten al de pest. En ik kan ’t niet combineren: jongleurs en acrobaten, met daar staan en zingen. ’t Zijn de schnabbeltjes in dit land. Nu moet ik voorzichtig zijn, anders krijg ik rotzooi aan mijn broek, maar ik vind fijne liedjes zingen, hoort in een programma van fijne teksten zeggen. Alles bij elkaar op niveau. Waarmee ik niet wil zeggen dat wat acrobaten doen geen niveau kan hebben.

Goed, in Parijs heb je ook variété, maar de mensen zijn zo verschillend. Hoewel, je kunt niet zeggen dat ’t Nederlandse publiek stommer is dan ’t Franse. Maar ’t lijkt wel of de mensen daar meer ingesteld zijn op artiesten. Ze vinden ons hier altijd gek. Duitsland is niet zo’n artistiek volk van huis uit geloof ik, maar ’t is toch niet zo dat ze artiesten gek vinden.’

Volgt haar commentaar op ‘Milord’. ‘En nou zijn ze geschrokken, dat ’t plotseling zo verschrikkelijk goed verkocht is. Nu moet ik ’t overal zingen en bij ’t voorspel beginnen ze al te gillen. Zo van… daar komt ’t. an… En als ’t uit is, is ’t net of ik ze in ’t gezicht geslagen heb. Ze vinden ’t gek, een beetje vies… Ze vinden “Nou sluit ik t gordijn” het toppunt van zwoel. Wat ze ook heel raar vinden dat is ’t gesprek dat erin komt. Die verleidingskunst van die vrouw. Bij militairen wordt erom gegrinnikt. Bij militairen wil ik het niet zingen. Ze voelen zich gegeneerd, denk ik, tegenover elkaar. ’t Is een liedje, waar je alles mee kan doen. ’t Ligt ook aan de tekst, zoals de woorden op elkaar volgen, net of je spreekt. Je kunt iemand zijn.’

Gaat bij de box op de grond zitten: ‘Vreselijk aardig kindje… donderdag is er feest. (Nancy wordt een jaar) Dan komen de oma’s De oma’s komen één keer in het jaar.’

Tegen mij: ‘Meer kunnen we ze niet hebben. We hebben nooit tijd. Ja, Milord, die hebben ze in alle kroegen. ’t Is zo mooi, dat het nou allemaal op die plaat zit. Als ’t voor de radio weer zo moest, zou ik ’t niet kunnen. ’t Kwam er toen opeens zo uit. Daarom, ik zei tegen Wim lbo, dat is goed, dat is ’t beste wat ik brengen kan… Ach, iemand als lbo kunnen ze toch niet duperen.’

Lekker verloren

Na een vergelijking van haar fans: ‘niet die vervelende pubers maar de echte leuke meiden, niet de kleffe, hoewel die zelf meer bij de tijd zijn dan wij dat waren’ — met zich zelf op die leeftijd ‘harkerig, scheef aangekeken omdat ik zo raar en lang was — volgt het verhaal van het dieptepunt in haar carrière. Het liedje dat ze zong op het songfestival werd laatste. Ze riepen haar na op straat ‘Lekker verloren.’ ‘Toen heb ik de mensen leren kennen.’

‘Voor m’n comeback (in de actie “Redt een kind”) was ik alles kwijt. Maar ik weet nu hoe ’t moet. Ik weet dat ik ’t volhoud door het heel link in te kleden. Ik doe nooit meer mee aan een songfestival, ik zal nooit meer een heel groot experiment uithalen en ik neem niet meer dan vijf TV-uitzendingen per seizoen. Het is heel erg dom, als je te veel te zien bent.

Ik ben op deze hoogte gekomen en voor mijn vrijheid zal ik vechten, dat is ’t belangrijkst.

Maar wat krijg je nou? Nu willen ze aan me schaven. En nu denk ik: ik heb aan de ene kant het voordeel, dat ik wat bereikt heb en betekent dat, dat je allerlei dingen niet mag? Ik heb zelf gewerkt en nou ik op een punt ben, willen andere mensen ingrijpen. Ze zeggen: dat kan je niet doen. Niet zo met je armen omhoog, dan heb je hier van die rare kuilen. En niet wijdbeens, dat staat niet… Of: Dat is te hard, dat is geen gehoor. Dat is toch waanzin… Ik heb daarnet… wat wou ik nou zeggen verdomme, oh ja… ik moet me iedere dag handhaven. Dan zeg ik: Jullie moet me laten tobben, je moet van me afblijven. Wat valt er te schaven? En als ik een hoe heet ’t? …persconferentie geef en ik mag ’t niet uitschreeuwen, heeft ’t geen zin. Ik weet ook wel wat je niet zeggen kan. Als ik verliefd zou zijn op iemand die iedereen kent, zoals ze mij kennen, daar zou ik over zwijgen. Maar daarbuiten vind ik, dat ik mezelf kan zijn. Ik ben op deze hoogte gekomen en voor mijn vrijheid zal ik vechten, dat is ’t belangrijkst. En ze hebben je gauw hoor… Ze menen ’t allemaal zo goed met je, zeggen ze… Aan de ene kant is het “je bent een burgertut, omdat ik deze kamer heb met plantjes en zo, niet bohémien. Aan de andere kant willen ze ’t allemaal zo perfect. Die tegenstelling is ’t bewijs voor wat het is: gezwets in de ruimte.’

Lekker lang fijn

Over haar man, drummer bij de Millers: ‘Ik denk wel es dat het niet meevalt getrouwd te zijn met iemand die zo in de belangstelling staat. Ik vind dat hij dat meesterlijk opvangt.’

Jazz. ‘Bijzondere vorm van muziek, zo sfeervol. ik kan ’t niet verdragen dat er mensen zijn die zeggen dat alle jazzmusici verslaafd zijn aan ’t een of ander. Er zijn er die zich helemaal inleven in de muziek zonder dat er iets griezelig aan te pas komt.’

Naar aanleiding van Gina Lollobrigida, die klein is: ‘Ik vind lekker lang fijn (zich uitrekkend). Ik vind het fijn, voor mannen ook.

Kleren: ‘dat soort rechte dingen die zo chic zijn, die Holthaus en Heymans maken, vind ik fijn. Maar je mag hiér niets hebben en ik heb nou eenmaal wel wat. Dan begint ’t te puilen… En als je 8 à 900 gulden betaald voor een jurk, wat ik drie jaar geleden deed, vind ik dat ’t perfect moet zitten. Ik heb een naaister, nu mag ik borsten hebben.’

Iedereen zei: die zal wel verpest worden. Maar ik ben niet te verpesten.

Bij het begin van haar zesjarige carrière behoort drie jaar zingen in een nachtclub. ‘Ik schrok wel, ik kwam uit Brabant, dan weet je dat allemaal niet zo. Iedereen zei: die zal wel verpest worden. Maar ik ben niet te verpesten. ’t Raakt me niet. Ik heb vreselijk goed gekeken, de schrik was vrij snel over.’

Verder: zingen bij dat radio-orkest van Dolf van der Linden (‘die is wel goed, hè’), dat van Jos Cleber, voor TV en schnabbels. ‘Maar nu ben ik zo ver dat ik kan kiezen. Milord loopt uitstekend en zal ’t nog wel een tijd doen. Hoewel, zeker ben je nooit, zelfs als je bovenaan bent, kunnen ze afknappen. Maar ik weet wel, dat als ik nou voel dat ze wéér afknappen, dan houd Ik onmiddellijk op.’

Een beetje

Wat terugvoert naar de tijd dat ze haar ‘Een beetje…’ nafloten op straat. En ‘Een beetje’ gezongen werd in de zaal, als ze het toneel opkwam…

‘Daarom zei ik straks, dat ik zorg dat ik ze klein krijg. En als ik daar voor 2 procent niet toe in staat ben, dan hou ik op. Publiek is onbeleefd, het is er op uit je pijn te doen. En als ik daar sta met het gevoel van sterf, barst, allemaal, dan krijg ik ’t ineens. Verdriet helpt niet, dan ben je versufd. Je moet kwaad zijn. Verliefdheid helpt alleen als het op iemand is die niet verliefd is op jou. Als je hem niet kan krijgen…’ Ze tilt Nancy uit de box. ‘Ik vind je veel te fijn om je niet te pakken.’ Ze zoent Nancy op het gladde gele haar: ‘Dag miss Loosdrecht.’ De laatste zinnen op mijn bloknoot zijn: ‘Ik ben nou moe hoor…’ En: ‘Sommige vrouwen hebben zo iets aparts. Ze hebben niks dat een ander heeft. Ik vergaap me altijd aan zulk soort vrouwen. Colette Renard had d’r haar geverfd in precies dezelfde kleur als d’r jurk en ’t was of die jurk van haar was en d’r schoentjes met van die glinsterende dingen erop, leken ook van haar. En alles aan d’r was roodbruin.’