10-08-2007

De houten promenade van Coney Island ligt er bij als een oude schuur. Hij is verzakt en door de gaten in het dek zie je het zwerfvuil liggen dat zich eronder verzameld heeft. Bij een gat waar de planken geheel verdwenen zijn heeft iemand als waarschuwing een vuilnisbak neergezet.

Het is een hoogzomer, zondagochtend elf uur. Mensen komen in drommen uit het metrostation tevoorschijn en sjouwen hun grote tassen, parasols en vierkante koelboxen naar de smalle strook tussen land en zee.

Op de boardwalk zit in een oude man in zijn zwembroek op een bankje in de zon. Hij kijkt naar de mensen die voorbij komen. Zijn been heeft hij over het andere geslagen, een slipper bungelt losjes aan zijn voet.

Zijn huid heeft de kleur van het bankje waarop hij zit aangenomen. Net als het hout is zijn huid verweerd door de uren zon en zeelucht waaraan deze is blootgesteld. De rimpels lopen over in de nerven van het hout. En zijn ogen zijn net zo blauw als de uitgebleekte lucht boven...