Mijn stemming was op zijn zachtst gezegd geïrriteerd toen ik in 1999 de bioscoopzaal verliet waar ik net The Matrix had gezien. Ik vond de film onvolgbaar en begreep het enorme enthousiasme van mijn medebezoekers niet. Het taalgebruik, met artificial intelligence, computer animated brain en ander jargon, was zo onbegrijpelijk voor mij dat ik afhaakte. De schoonheid van hoofdrolspeler Keanu Reeves woog niet op tegen het onwaarschijnlijke verhaal: Keanus personage Neo leefde in een schijnwereld, de Matrix was een computersimulatie van de wereld in 1999. Ik miste de fantasie om hierin mee te gaan.

Hoe anders was mijn ervaring toen ik de film een paar jaar geleden opnieuw bekeek. Wat destijds te futuristisch op mij overkwam, leek nu eerder gedateerd. De gebruikte taal klonk minder vreemd en de ervaring was een stuk vermakelijker dan de eerste keer. Ik slikte ditmaal de rode pil die toegang tot de ‘echte wereld’ geeft met overtuiging en verdween in de toekomst, waar denkende...