Sport

Als kleine jongen trapte hij ballen tegen een Rotterdams muurtje, maar er moet meer zijn waardoor juist hij in de Kuip een volksheld werd. Ogenschijnlijk had hij niets van het soort spelers waar ze in de Kuip graag naar keken – koene spelers die de mouwen opstroopten en saamhorig ten strijde trokken. Linksbuiten Coen Moulijn was een solist, en erger nog: een solist die er kwetsbaar uitzag, die zijn angsten zichtbaar, haast voelbaar overwon. In een gezongen ode van Gerard Cox werd zijn Charlie Chaplin-achtige loopje vergeleken met die van een hinde. Dat was – hoewel een voetbalcliché – niet zo gek bedacht: herten springen nerveus weg als er gevaar dreigt en dat deed Coentje precies zo. Pas decennia na zijn profloopbaan (in 1954 begonnen bij Xerxes, waar hij een jaar speelde; in 1972 geëindigd bij Feyenoord, waar hij alle andere jaren speelde) vertelde hij in een aandoenlijk portret, gemaakt door Hugo Borst, dat hij inderdaad gebukt ging onder angsten. ‘Ik was bang, onzeker....