Paolo Coelho (1947) is niet zomaar een schrijver, hij is een verschijnsel. Je kunt hem vergelijken met schildersgoeroe Bob Ross: populair en veelbekeken, maar niet echt serieus genomen. Althans door de literaire critici; de verkoopcijfers spreken andere taal. Coelho’s boeken zijn in meer dan 80 talen vertaald en er zijn wereldwijd meer dan 200 miljoen exemplaren van verkocht. Ook is hij overladen met niet zozeer literaire als wel maatschappelijke eerbewijzen zoals het Franse Légion d’Honneur en de Crystal Award van het World Economic Forum. Verder won hij de Bambi-prijs (ja, genoemd naar het hertje), de grootste Duitse tv- en mediaprijs die eerder werd geïncasseerd door publiekstrekkers als Franz Beckenbauer en Céline Dion. In het juryrapport werd hij ‘niet alleen een van de meest gelezen maar ook een van de invloedrijkste schrijvers van deze tijd’ genoemd. De Verenigde Naties hebben hem benoemd tot ‘Messenger of Peace’, wat dat ook moge beduiden. Van zijn werk zijn musicals, theaterstukken en zelfs twee symfonieën gemaakt. Kortom: al zou je willen, je kunt niet om hem heen.
