Scènes uit een voltooid huwelijk.
‘Je hebt me mijn vrijheid afgenomen. Jij bepaalde wie onze vrienden waren en wie niet. Jij besliste wie we te eten vroegen en waar we inkopen deden.’
‘Maar ik dacht dat jij het ermee eens was, dat jij ook de Fransen en de Hollanders en de Belgen van hiernaast leuk vond, en dat mijn gastvrijheid ook de jouwe was!’
‘Dat is precies het probleem: jij denkt altijd dat je namens ons allebei spreekt maar je vraagt me nooit iets.’
‘Had dat dan eerder gezegd! Hoe kan ik nou ruiken dat je iets dwars zit.’
‘Ach wat, ik heb het vaak genoeg laten merken. Maar jij hebt al jaren geen oog meer voor me. Je bent altijd te druk met anderen en neemt mij voor lief.’
‘Dat is niet waar. Ik zag ons gewoon als een vanzelfsprekendheid.’
‘Ja, en dat zijn we niet.’
‘En nu?’
‘Hoezo “en nu?” Nu ga ik bij je weg.’
‘…’
‘Ik ga alleen verder.’
‘Is er een ander?’
‘Nee. Maar ik ben liever alleen dan dat ik mijn leven nog een dag langer laat beheersen door jou.’
‘Weet je nog hoe we elkaar trouw beloofden?’
‘Ik kon toen toch niet bevroeden dat jij in de afgelopen veertig jaar zo saai, onavontuurlijk en voorspelbaar zou worden.’
‘…’
‘…’
‘Wat ga je dan nu doen?’
‘Ik weet het nog niet. Niets bijzonders. Gewoon, opnieuw mezelf ontdekken. Talenten ontplooien, nieuwe vrienden maken, dat soort dingen. Het heft in eigen handen nemen.’
‘Hoe weet je nou dat het leven zonder mij zoveel beter zal zijn?’
‘Nu is het ronduit saai, straks in het op zijn minst spannend. De wereld ligt voor me open. Ik heb zin in een nu begin.’
‘Je bent ook de jongste niet meer. We zijn vergroeid met elkaar.’
‘Ja, zie je, in jouw ogen ben ik niet de jongste meer, en onderdeel van jou. Ik heb ook een eigen identiteit hoor. In andermans ogen heb ik nog heel veel te bieden.’
‘Dat heb je ook.’
‘…’
‘…’
‘Is het voor altijd?’
‘…’
‘Nou?’
‘Ik denk het. Ik weet het niet. Waarschijnlijk.’