Vandaag vijf jaar geleden doodde de Noor Anders Breivik 77 mensen bij zijn dubbele aanslag. Uit 2014: een interview met de Noorse journalist Åsne Seierstad, over hoe Breiviks aanslagen de hele Noorse samenleving hebben geraakt. En hoe gewoon hij eigenlijk was.

22 juli 2011 was een regenachtige zomerdag in Oslo. In haar appartement in Oslo-West was journaliste Åsne Seierstad druk bezig haar spullen te pakken voor een weekend aan het Oslofjord. De rookpluim die uit het centrum opsteeg, viel haar niet op. Met een auto vol vrienden reed ze niet veel later Bygdøy alé af, de stad uit. Op diezelfde weg reed rond diezelfde tijd de man die vlak daarvoor een autobom van negenhonderd kilo had laten ontploffen bij het kantoor van de Noorse premier. Nietsvermoedend kruisten hun wegen. Pas toen een van Seierstads vrienden een sms’je van de politie kreeg waarin het publiek werd opgedragen zich ver van het centrum te houden, beseften ze dat er iets ernstigs aan de hand was.

‘Het idee dat ik Anders Breivik misschien wel voorbij gereden ben op Bygdøy alé vlak bij mijn huis, ik met mijn vrienden op weg naar de kust, hij op weg naar Utøya. Dat laat me niet los.’ Het gevoel van onbehagen is nog steeds zichtbaar als Seierstad over 22 juli vertelt. Terwijl terreur toch niets nieuws voor haar is. Het overgrote deel van haar journalistieke carrière werkte ze in conflictgebieden, vooral in het Midden-Oosten. ‘Geweld en terreur horen bij mijn werk. In Libië, waar ik voor mijn laatste project vaak kwam, gaat elke dag wel een bom af. Maar dan ben je aan het werk en in het buitenland. Op 22 juli 2011 kwam de terreur wel erg dichtbij, het is toch heel anders als je het zelf opzoekt dan wanneer het bij je aan het eind van de straat gebeurt.’

Dieper in de verhalen

Wandelend door Skøyen, een buurt aan de rand van het kakkineuze Oslo-West waar Anders Behring Breivik het grootste deel van zijn leven samen met zijn moeder doorbracht, vertelt Seierstad dat ze in eerste instantie helemaal niet van plan was iets met de aanslagen van 22 juli te doen. ‘Het voelde niet als mijn zaak. Ik hou me bezig met het Midden-Oosten, ik was net terug uit Libië. Newsweek belde me op en ik heb een aantal artikelen voor ze geschreven in de weken na de aanslagen, maar ik verloor snel mijn interesse.’ Pas toen ze bijna een jaar later opnieuw de rechtszaak ging volgen en de vele slachtoffers van Breivik hoorde spreken over hoe de aanslagen hun leven hadden beïnvloed, veranderde ze van gedachte. ‘De getuigenissen waren te kort, ik moest dieper in die verhalen.’

Voor het eerst in haar carrière besloot ze een boek over haar thuisland Noorwegen te schrijven.

Hij was een van ons, een volwaardig onderdeel van onze samenleving.

Uw nieuwe boek heet ‘Een van ons’. In hoeverre was Anders Behring Breivik daadwerkelijk onderdeel van de Noorse samenleving?
‘Eigenlijk is hij heel normaal. Toegegeven, hij heeft wat speciale trekjes, maar hij heeft niet in een vacuüm geleefd of zo. Hij is gewoon in Noorwegen opgegroeid. Hij is naar dezelfde scholen gegaan, heeft dezelfde televisieprogramma’s gekeken en voor hem waren er dezelfde sociale vangnetten als voor iedereen. Zijn leven is niet wezenlijk anders geweest dan dat van zijn generatiegenoten hier in Noorwegen. Ik denk eigenlijk dat het ook niet veel verschilt van Nederland of andere Europese landen. Daarom vind ik het belangrijk om hem niet zomaar in een hokje te stoppen. Het is te makkelijk om hem ziek en de samenleving gezond te verklaren. Dat zou niet correct zijn. Hij was een van ons, een volwaardig onderdeel van onze samenleving.’

Succesvol zijn

In haar boek legt Seierstad het leven van Breivik naast dat van vier van zijn slachtoffers: de typisch Noorse vriendengroep Simon, Viljar en Anders uit de Noord-Noorse provincie Troms; en Bano Rashid, een Iraaks-Koerdische vluchtelinge die zich in Nessoden in een paar jaar had ontpopt tot sociaal geëngageerde Noorse modelburger. Op de nationale feestdag liep ze zelfs rond in een traditionele Noorse bunad-jurk. Van de vier overleefde alleen Viljar, zij het ternauwernood. Hij werd door vier kogels geraakt waardoor hij een oog en een aantal vingers moet missen. Seierstad wil laten zien hoe Breiviks aanslagen de hele Noorse samenleving hebben geraakt. En ze wil benadrukken hoe gewoon een groot deel van Breiviks leven eigenlijk was. In die opzet is ze meer dan geslaagd: op natuurlijke wijze maakt ze de parallellen tussen de toch zo verschillende levens van Breivik en zijn slachtoffers zichtbaar.

Had Breivik zelf wel het gevoel dat hij ‘een van ons’ was?
Hij verachtte de samenleving waarin hij leefde en wilde die met geweld veranderen. ‘Hij voelde zich wel degelijk onderdeel van de Noorse samenleving. In eerste instantie wilde hij juist niets liever dan erbij horen. Hij wilde zich voelen als een van de rijken waartussen hij opgroeide hier in Skøyen. Hij wilde succesvol zijn, hij wilde bewonderd worden door de mensen om hem heen, maar daarin mislukte hij steeds.’

Het is interessant dat we bij Breivik constant zoeken naar een psychologische factor. Dat doen we veel minder met mensen die naar Syrië reizen.

Veel westerse jongeren die voor de jihad naar Syrië trekken, zeggen dat ze zich ongewild voelen in hun land. Denkt u dat Breivik dit gevoel ook had?
‘Ik denk dat daar zeker een parallel in zit. Veel westerse jihadisten hebben volgens mij een vergelijkbaar gevoel van misplaatstheid als Breivik. Ze voelen zich niet op hun plek in het gewone leven. Ze hebben het gevoel dat de samenleving hen afschrijft en willen daarom een daad stellen. Iets groots doen, iets wat in het gewone westers leven dat zij zo verachten niet zou gebeuren. Westerse jihadisten zijn meestal niet de kinderen van imams, het zijn eerder kinderen van veel minder religieus geëngageerde ouders. Ze komen vaak uit disfunctionele families en hebben het gevoel dat ze constant afgewezen worden. Dat zie je ook bij Breivik. Zijn moeder Wenche heeft heel veel problemen gehad in haar leven. Als kind is ze enorm verwaarloosd. Ze was een zwakke moeder. Zijn vader verdween vroeg uit zijn leven, hij is zijn hele leven door zijn ouders over het hoofd gezien. Hij deed er alles aan om zijn moeder niet te laten getuigen tijdens zijn rechtszaak. “Zij is de enige persoon die mij kan raken, zij kan me als enige uit balans brengen,” zei hij. Toch besloot hij op zijn achtentwintigste weer bij zijn moeder in te trekken.Het is interessant dat we bij Breivik constant zoeken naar een psychologische factor. Dat doen we veel minder met mensen die naar Syrië reizen. Tijdens zijn rechtszaak zei Breivik dat zijn motieven nooit zo in twijfel waren getrokken als hij in naam van de islam had geopereerd. Velen hebben geprobeerd hem gek te verklaren. Maar als jihadist had niemand hem in twijfel getrokken. Hij was een geslaagd jihadist geweest.’

Wat was de belangrijkste factor in Breiviks radicalisering?
‘Afwijzing, dat is absoluut de rode draad in zijn leven. Hij had een heel laag gevoel van eigenwaarde en dat compenseerde hij met een grote dosis vals zelfvertrouwen. Hij wilde in alles wat hij deed direct naar de top. Als tiener deed hij zich voor als een van de tofste en stoerste in de graffiti-scene van Oslo terwijl hij maar net kwam kijken. Hij wilde zo graag een factor van betekenis zijn, maar die bubbel werd snel doorgeprikt en hij werd keihard afgewezen. Als twintiger streed hij om een verkiesbare plaats op de lijst van de rechts-populistische Fremskittspartiet voor de stadsdeelverkiezingen in Oslo-West. Iedereen die ik daarover heb gesproken, zegt dat hij daar objectief gezien niet goed genoeg voor was. Toch raakte het hem zeer toen hij hoorde dat hij niet verkozen was. Dat democratie zo werkt, dat verkiezingen altijd keihard zijn, ging er bij hem niet in. Het voelde voor hem als een dolk in de rug, want hij had zich toch keihard ingezet voor de partij? Hij wilde zoveel omdat hij het gevoel had dat hij zo weinig was. Breivik droomde ervan rijk te worden, net zo rijk als de mensen om hem heen in Oslo-West, en nog wat rijker. Hij verdiende een aanzienlijke hoeveelheid geld met de handel in vervalste universiteitsdiploma’s. Maar hij moest dat lucratieve handeltje opdoeken toen de grootste krant van het land hem op het spoor kwam.’

Blogger Fjordman

Anders Breivik was mislukt in het echte leven. Hij was bijna dertig, hij was zijn geld kwijt geraakt in foute beleggingen en trok weer in bij zijn moeder in haar flatje aan de Hoffsvei nummer 18. Seierstad houdt even stil tijdens onze wandeling om het kleine appartementje aan te wijzen. Vanaf de straat kun je er net niet naar binnen kijken; het kamertje van hoogstens tien vierkante meter waar Breivik twee jaar lang zijn aanslagen minutieus voorbereidde, is afgesloten met luxaflex. Aan de achterkant kijk je makkelijk op het balkon waar hij elke dag met zijn moeder zijn sigaretten rookte. De bloembakken zijn nog dezelfde als toen Breivik er woonde. ‘Het voelt nog steeds vreemd om zo dicht bij het appartement te komen,’ zegt Seierstad.

‘Toen hij hier op zijn kamer zat, moest hij toch iets,’ gaat ze verder. ‘Hij dacht altijd in projecten: een king worden in de graffiti-scene, een toppoliticus worden binnen de Fremskrittspartiet of een miljoen verdienen met vervalste diploma’s. Elk project gaf hij een jaar of twee. Zo ging hij ook hier weer op zoek naar een project, en dat vond hij op het internet. Tijdens de rechtszaak heeft hij een keer een hele middag een lijst opgedreund van gewelddadige episodes die hij en zijn vrienden zouden hebben meegemaakt. Maar geen van zijn vrienden heeft ooit een van die verhalen kunnen bevestigen. Ik geloof er geen bal van. Ik ben ervan overtuigd dat hij zijn materiaal op het internet vond.’

Een van Breiviks grote inspiratoren was de Noorse blogger Fjordman. Op anti-jihadistische websites als document.no en gatesofvienna.com was Fjordman een gevierd essayist. Hij sloeg krasse taal uit over de vele gevaren van de islam. Via allerlei wegen probeerde Breivik contact te krijgen met zijn landgenoot wiens werk hij zo bewonderde. Hij wilde graag samenwerken, maar Fjordman zag hem niet staan. Volgens Seierstad was dit de laatste afwijzing die Breivik kon verdragen. Hoewel ze het niet hard kan maken, weet ze dat zeer overtuigend op te schrijven in haar boek. ‘Hij wilde zoveel terwijl hij zo weinig was,’ zegt ze haast weemoedig terwijl we verder door Oslo-West lopen. ‘Hij wilde iets groots zijn. En telkens werd hij afgewezen.’

Zijn lichtblauwe stropdas

Een paar honderd meter voorbij het appartement aan de Hoffsvei parkeerde Breivik de avond van 21 juli 2011 zijn bomauto bij Olsens Enke tuincentrum aan Sigurds Iversensvei. Achter de voorruit legde hij een zelfgemaakt bordje. ‘Rioolreiniging’ stond er op. Zodat mensen niet meteen alarm zouden slaan als ze chemicaliën zouden ruiken. Alles was tot in het oneindige doordacht. Seierstad, hevig gebarend: ‘Wie bedenkt in hemelsnaam zoiets? Zulke details, en waarom? Ik kan me er nog steeds over verbazen en opwinden.’

Herinnert u zich nog de eerste keer dat u hem in het echt zag?
‘Maar natuurlijk, mijn god. Je denkt direct aan 22 juli. Wat hij daar aan heeft gericht, dat is het pure kwaad. Het is haast onmogelijk om je dat voor te stellen. Mij is het eigenlijk nog niet gelukt om me dat echt goed in te beelden. Hoe hij voor die jonge mensen heeft gestaan, zich voordoend als politieagent, en ze vervolgens ijskoud executeerde, dat kan ik niet bevatten.

Maar toch is hij niet het kwaad in eigen persoon. Ik herinner me de eerste keer dat ik hem zag. Dat was tijdens een pro forma zitting. Hij stond daar zo, met zijn lichtblauwe stropdas, zijn geforceerde voorkomen, zijn maniertjes. Hij probeerde chic te zijn. Wat mij het meest opviel was zijn stem, die was zo hoog en zo zwak. Hij wilde op een gegeven moment tijdens een pro forma zitting vlak na de aanslagen het woord. Pardon, klonk het heel zacht en bedeesd, pardon, en hij stak zijn vinger op alsof hij nog op school zat. Toen zei hij iets van: proberen jullie me nu te martelen? Dan ken ik heel veel landen die daar veel beter in zijn, bijvoorbeeld Saoedi-Arabië. Het was bijdehand, bijna pedant, maar het was ook een zwaktebod. Het sloeg echt totaal dood. Het is misschien niet helemaal correct om het woord pathetisch te gebruiken, maar hij kwam toch echt over als een pathetische figuur.’

Het kwaad straalt niet uit zijn ogen. Het is toch gewoon een pathetisch figuur.

Een brief van Breivik

Bijna een jaar nadat de rechtszaak was afgerond, kreeg Seierstad een brief. Olijk opende de schrijver:

Beste Åsne! 🙂

Ik heb je carrière sinds 2003 met veel belangstelling gevolgd. Ik respecteer en bewonder je om je mentaliteit, je vakkundigheid en je intelligentie, die je mogelijkheden geeft waar bijna alle vrouwen en de meeste mannen alleen maar van kunnen dromen;-)

Tijdens de rechtszaak had Seierstad Breivik zelf aangeschreven om hem om een interview te vragen. Op verzoek van zijn advocaten had ze ook een geadresseerde en gefrankeerde retourenvelop meegestuurd, zodat Breivik kon reageren op haar interviewverzoek. Ze had er dus zelf om gevraagd. Toch werd ze fysiek onpasselijk toen ze de brief voor het eerst las.

Waarom raakte die brief u zo?
‘Wat hij heeft gedaan is zo onvoorstelbaar. Om je dan te bedenken dat hij aan zijn tafeltje is gaan zitten om een brief aan mij te schrijven. Dat voelde zo raar… Ik had het interviewverzoek aan hem gestuurd tijdens de rechtszaak, toen ik de slachtoffers nog niet zo goed kende. Nu was dat anders. In de periode erna heb ik zo nauw met zijn slachtoffers en hun nabestaanden samengewerkt. Hoewel ik sommigen pas na hun dood heb leren kennen, voelt het verlies voor mij ook heel concreet.’

Pathetische figuur

Breivik wilde wel meewerken aan een interview met Seierstad, maar wel op zijn voorwaarden. Hij wilde coauteur worden, en het boek moest The Breivik Diaries gaan heten. Hij sloot zijn brief af met ‘met narcistische en revolutionaire groet, Anders Behring Breivik’. Seierstad ging niet op zijn aanbod in.

Kwam het kwaad te nabij?
‘Ik weet niet hoe ik het moet omschrijven. Ik weet alleen dat het heel erg onaangenaam voelde. Toch heb ik de brief wel gebruikt in mijn boek. Ik had er ook níet over kunnen schrijven.’

Wat is dan volgens u wel het kwaad?
‘Anders Breivik in ieder geval niet. Het kwaad straalt niet uit zijn ogen. Wat hij heeft gedaan op Utøya en in Oslo, dat is het pure kwaad. Die dag beging hij kwade handelingen, maar dat is toch niet direct wat je ziet als je hem in het echt tegenkomt. Het is toch gewoon een pathetisch figuur.’

Die wapens op je kamer

Tegenover het appartement aan de Hoffsvei ligt het kleine winkelcentrum Møllhausentorg. Opgetrokken uit beton en met veel ramen lijkt het meer op een kantorenblok uit de jaren zestig. Bij supermarkt CoopMega deed moeder Breivik altijd haar inkopen. Na de boodschappen zat ze vrijwel elke dag met een vaste groep vriendinnen uit de buurt koffie te drinken in het bijbehorende cafeetje. De jongen achter de toonbank bevestigt dat de dames er nog steeds elke dag zitten, hoewel ze er nu niet zijn. Maar ze hadden toch niet met ons willen praten: ze zijn altijd achter Wenche Breivik blijven staan. Voor haar boek wist Seierstad er toch een paar aan het praten te krijgen. Wenche deelde al haar zorgen over Anders met de vriendinnen van de Coop. Ze zei dat ze het wel tijd vond worden dat haar zoon iets met zijn leven ging doen, maar ja, hij was zo druk bezig met zijn project: een standaardwerk over de islam, pochte zijn moeder tegenover haar vriendinnen. En ja, ze was het eigenlijk wel met hem eens dat er te veel moslims zijn in Noorwegen.

Zijn moeder heeft hem gemaakt tot wie hij is, zij is de enige constante factor geweest in zijn leven.

Heeft moeder Breivik nooit iets gemerkt aan haar zoon?
‘Ach, dat arme mens. Valt haar iets te verwijten? Ik geloof niet dat iemand voldoende fantasie had om te bedenken wat hij zou gaan doen. Sommige mensen zeggen dat ze wel wat doorgehad moet hebben. Dat was ook wel zo, ze zag zijn wapens. “Moet je nou echt al die wapens op je kamer hebben?” vroeg ze dan, of “Moet je echt nog een geweer hebben, naast je pistool?” Maar wat weet ik nou? Sommige mensen zouden gedacht hebben: laat ik eens kijken wat er in zijn tas en kast ligt. Maar zij dacht meer: god, wat is het hier een rommel zeg. Ik denk dat zij besloten heeft om het eens te zijn met haar zoon uit zelfbescherming. Ze wilde niet dat hij weg zou worden gezet als een gek. Ze heeft geprobeerd zich in zijn wereld te verdiepen na de aanslagen. Ze heeft hem en zijn manifest vergeven. Hij zag het ook vaak goed, zei ze.’

U heeft eerder gezegd: zonder zijn slechte jeugd was 22 juli nooit gebeurd.
‘Zijn moeder heeft hem gemaakt tot wie hij is, zij is de enige constante factor geweest in zijn leven. Natuurlijk is 22 juli het gevolg van een keten van gebeurtenissen. Als je een schakel weghaalt was het misschien nooit gebeurd. Maar het is een feit dat bijna alle mensen zoals hij, geweldsdelinquenten, een slechte jeugd hebben gehad. Dat wil niet zeggen dat als je een slechte jeugd hebt gehad, je automatisch een gewelddadige crimineel wordt, maar als je dat wel bent, is het zeer waarschijnlijk dat het wel een factor in je leven is geweest. Ze was een zwakke moeder toen hij klein was en ze was nog steeds een zwakke moeder toen hij volwassen was. Ze verdiepte zich niet in zijn projecten, ze stelde geen enkele vraag, ze zorgde alleen maar voor hem.’

Hem vergeven? Nee, dan moet hij eerst maar eens om vergiffenis vragen.

De daden van haar zoon

Vlak voor Wenche Breivik in maart 2013 stierf aan kanker, mocht Seierstad haar als een van slechts twee journalisten interviewen. In dat gesprek, een van de meest fascinerende van het hele boek, vertelde Wenche Breivik dat ze zich verzoend had met de daden van haar zoon en dat ze hem vergeven had.

Denk je dat Noorwegen Breivik ooit zijn daden zal kunnen vergeven, zoals zijn moeder dat wel kon?
‘Dat was de afgelopen dagen een actueel thema hier in Oslo. Desmond Tutu was hier op bezoek. Natuurlijk werd hem door iemand gevraagd of hij vond dat we Anders Breivik zouden moeten vergeven. En natuurlijk vond hij van wel. Dat moest hij ook antwoorden, gezien zijn geschiedenis met de waarheidscommissie in Zuid-Afrika. Natuurlijk antwoordt Tutu dat je iedereen moet vergeven, ondanks diens gruweldaden. Op Facebook zag ik gelijk veel boze reacties, vooral van de ouders van Breiviks slachtoffers. Zij zeiden: hoe kunnen we iemand vergeven die niet om vergiffenis heeft gevraagd? Het is niet zo dat heel veel ouders van slachtoffers hem haten. Iemand haten kost veel energie, daar hebben veel ouders de kracht niet voor. Hem haten lukt ze niet, maar hem vergeven, dat is weer iets heel anders. En verdomme, daar ben ik het helemaal mee eens. Hem vergeven? Nee, dan moet hij eerst maar eens om vergiffenis vragen.’