Ach, wat is het soms moeilijk, het menselijk verkeer. Maar gelukkig zijn er schrijvers die dat goed onder woorden weten te brengen (p. 29-64).

De vrouw waar jij niet op zit te wachten en de vrouw die niet op jou wacht: ‘er veerde een tegenstrijdig jurkje onder’ (Franca Treur).
De verzoening die pas na de dood kan: ‘Achter de deur van ieder huis kon zijn vader schuilen’ (Remco Campert).
De zenuwen en het bijna fatale medicijn daartegen: ‘Het was echt goed spul, van het soort dat borrelt in je hoofd’ (Etgar Keret).
De verbeeldingskracht in het zicht van de dood: ‘de paarse engel die achter jouw schouder met zijn vleugels de vloer veegde’ (Wytske Versteeg).
Het zwijgen van de ander en zijn woede daarover: ‘hij had zijn bloedende hart naar haar opgehouden’ (Tommy Wieringa).
De man die je een plek in de hel wil verkopen: ‘jullie kunnen zelfs niet verlangen naar een comfortabel leven’ (Sandro Veronesi).
De vriendschap die onheil moet afwenden: ‘Hoe erg het ook...