Hoofdredactioneel

Peter Kabeljauw legde de nog gloeiende telefoon neer en staarde naar buiten in het avondduister. Hij had de grootste hoekkamer op de bovenste verdieping en liet bezoekers altijd graag zien hoe de stad aan zijn voeten lag, maar nu zag hij zelf niets. Hij voelde slechts zijn hart pompen. Werktuigelijk nam hij zijn bril af en poetste de glazen. Hij vloekte binnensmonds. Hij, hij… dat, dat… ventje! Hem de les lezen… Hem! De bankier had moeite zijn sigaret aan te steken. De majesteit keek vanaf de wand wat spottend op hem neer.

Het ergste was nog dat Karel Weide het had overgelaten aan een onderknuppel. Wat had-ie ook alweer gezegd? ‘De minister van Financiën laat u weten ontstemd te zijn. Het is voorbarig via de media te spreken over extra steun voor uw bank. Daar gaat de minister over. U niet. Hij verwacht dat u publiekelijk uw excuses maakt. De minister beraadt zich op uw positie.’

De blaaskaak! Hij had Weide nota bene het vak geleerd. Kabeljauw doopte zijn sigaret...