Zacht rommelend vielen ze naar beneden, door de stortkoker van de ondergrondse vuilcontainer. Ik was bezig mijn boeken weg te gooien. Niet allemaal, maar toch wel een paar dozen vol. Het was de laatste dag van het jaar en ik wilde opgeruimd januari in. Een goed voornemen. En toch voelde het als verraad. Niet zozeer tegenover de auteurs en hun verhalen, waarvan ik zeker meende te weten dat ik ze nooit meer zou lezen, maar tegenover het papier, het linnen en het karton. Tegenover het boek als ding, een vorm die uitgevonden is tegen het vergeten, althans dat maken vooral schrijvers zichzelf graag wijs. Terwijl het omgekeerde vaak net zo waar is: wat opgeborgen is tussen twee kaften, daar kraait geen haan meer naar. Eigenlijk vind ik dat een boek het recht heeft om met rust gelaten te worden terwijl het wacht op een lezer, hoe onwaarschijnlijk het ook moge zijn dat die ooit komt. Maar het is als met de asielzoekers: daarom hoeven ze nog niet allemaal een plek te krijgen in mijn...