Het kunstenbudget houdt niet over

Op het eerste gezicht ziet het er goed uit: in het nieuwe regeerakkoord wordt 100 miljoen euro extra vrij­gemaakt voor kunst en cultuur. Een prettig bedrag waar minister Plasterk goede sier mee kan maken. Maar schijn bedriegt. Een andere maatregel maakt een goed cultuurbeleid onmogelijk: de toepassing van het profijtbeginsel op kunst en cultuur. De gevolgen van deze maatregel zullen bijzonder pijnlijk zijn, niet alleen voor de cultuursector, maar ook voor de nieuwe minister.

De filosofie achter het profijtbeginsel is eenvoudig en lijkt zinnig: de gebruiker betaalt. Wie een museum of een voorstelling bezoekt, betaalt daar zelf een prijs voor. Aangezien de theaterzalen en concertgebouwen voornamelijk publiek trekken met een bovenmodaal inkomen, mag dat kaartje volgens het nieuwe kabinet best wat duurder. Zo kunnen op termijn de overheidssubsidies omlaag. Aan de kassa van het theater wordt straks volop inkomenspolitiek bedreven. De rijke gebruiker...