Met Wim – hij mocht Wim zeggen – had Arnon Grunberg het vaak over de nachttrein naar Milaan, die symbool stond voor alles waarop een mens zijn hoop kan richten. Die nachttrein rijdt niet meer.

De VPRO belde. Het radioprogramma Boeken wilde me interviewen over mijn uitgeverij Kasimir, gespecialiseerd in niet-Arische Duitse literatuur. De naam van degene die zou komen verstond ik niet.

Ik huurde de benedenverdieping van de Van Eeghenstraat 89 in Amsterdam van Mr. F.E. Frenkel (overleden in 2006) voor het luttele bedrag van 225 gulden. De wc trok niet goed door, maar verder was het een klein paradijsje. Er stond kunst van gevluchte Chileense kunstenaars, die, zo had ik via via opgevangen, zich daar ook van het leven hadden beroofd.

Op een zaterdagmiddag in 1992 verscheen Wim Brands. Hij ging aan tafel zitten en liet me een column voorlezen uit Boekblad waarin ik uitlegde waarom ik uitgever was geworden. Daarna ging Brands naar de wc. Ik hoorde hem drie keer doortrekken. Ik...