De kernboodschap van De regels gelden niet, het hartverscheurende en kraakheldere relaas over verlies en rouw van bestsellerauteur en The New Yorker-journalist Ariel Levy: ‘Iedereen krijgt niet alles.’ Hoewel loodzware onderwerpen de pagina’s vullen – binnen zes weken verloor ze haar ongeboren kind, haar partner en haar huis – en ze zichzelf niet spaart – openhartig vertelt ze over haar vreemdgaan, de alcoholverslaving van haar ex-vrouw, de miskraam na vijf maanden zwangerschap in een hotelkamer in Mongolië – is het boek geen ‘pity party’. Levy’s humor en oprechtheid maken het boek een verhaal van groter belang, een kompas met waarheden.

Fluorondergoed

Ik ben net aangekomen in New York om het laatste gruis van mijn gebroken hart op te vegen, als ik zie dat Ariel Levy, een van mijn lievelingsschrijvers, voorleest bij boekhandel McNally Jackson in Soho. Zodra de kelder volstroomt met jonge, verzorgde vrouwen, blijk ik niet zo uniek met mijn kop vol ambities, een lijf vol verlangens en twijfels over de toekomst.

Levy komt binnen met een ontwapenende grijns. Het dikke, kastanjebruine haar schudt ze nonchalant over haar blauwe blazer. Haar nasale Joods-New Yorkse dictie en grootse mimiek maken van het komende uur een mix tussen een literaire lezing en een stand-up comedy show. ‘Toen de miskraam begon en ik op handen en knieën op de badkamervloer zat, weet ik nog dat ik dacht: dit wordt een waanzinnige shit show.

Na afloop slenter ik door de straten waar mijn grote liefde me een half jaar geleden plots verliet. Na een zwaar jaar dat zich voornamelijk afspeelde rondom mijn moeders ziekenhuisbed, wilde ik na de verlossende borstkankervrijstempel een ontspannen vakantie. Daarna zou het leven doorgaan. Ik had het helemaal uitgestippeld: een nieuw boek, een huis met een tuin, een baby. Het liep anders. De man op wie ik mijn dromen had geprojecteerd, verdween. Mijn boek zei me niets meer. Als een kever werd ik op mijn rug gegooid.

Sindsdien maai ik met mijn pootjes om me heen en probeer ik te accepteren dat ik nergens echt controle over heb. Levy’s boek is een verademing, net zoals haar eerste essaybundel Female Chauvinist Pigs dat in 2005 was voor mij en vele jonge vrouwen. Destijds bekritiseerde ze de pornoficatie van de maatschappij, toen paaldanslessen ineens hip waren en kinderen oorbellen met het Playboy-logo droegen op het schoolplein. Ik herinner me hoe ik dat boek als tweenager las in een tijd dat ik MTV-videoclips nabootste op plakkerige discovloeren. Eindelijk was daar een krachtige stem, een jonge vrouw die niet truttig of betuttelend maar kritisch de vinger op de zere plek legde.

Door haar ben ik meer mezelf geworden, hoe vaag dat ook mag klinken. Elke keer als ik fluorondergoed aantrok, was ik me bewust van de chauvinistische, mannelijke blik die ik me eigen had gemaakt en het spel dat ik daarmee uitlokte. Door dat bewustzijn, had ik er meer controle over. Tegelijk liet ik mijn beenhaar groeien en schaamde me niet langer als ik zweette. Ik was een lichaam, een volledig mens, niet alleen een projectie van maatschappelijke verlangens van wat een vrouw zou moeten zijn.

Verdomd grappig

Ze is hoogopgeleid, scherp van geest en brutaal, met een voorkeur voor reportages over vrouwen die net zoals zijzelf te fel, te dwingend, te heftig zijn. Zo schiep schrijver Ariel Levy een leven op haar eigen voorwaarden. Op haar 33ste trad ze toe tot dat selecte, mythische gezelschap van schrijvers met een vast contract bij The New Yorker. Haar vader waarschuwde haar: ‘Vanaf nu kan het alleen maar bergafwaarts gaan.’

Maar voordat het zover was, piekte Levy’s geprivilegieerde leven verder. Ze is een naam waarvoor mensen het blad kopen. Haar stukken zijn toegankelijk, prikkelend en verdomd grappig. Net als haar essays. Haar eerste bundel werd een internationaal succes. Een tijdlang werd ze gezien als boegbeeld van de nieuwe feministische golf. Ze trouwde met de vrouw van haar dromen, kocht een zomerhuisje op Shelter Island om haar Manhattan-appartement te ontvluchten als het te hectisch werd en ze maakte lange reizen voor haar werk. Toen ze na een huwelijkscrisis besloot haar kinderwens waar te maken en dat lukte, kon ze haar geluk niet op: ‘Ik was bijna achtendertig. Zwanger worden was als het vliegtuig halen vlak voor de gate dichtgaat: vreselijk spannend.’

Een klein half jaar later klapte haar leven uit elkaar. Durven denken dat de regels voor jou niet gelden, schrijft ze, geeft blijk van visie. Het is ook een teken van narcisme.

Aangebrand

Ik ontmoet Levy in een Uber-SUV onderweg naar de fotograaf. De zomer maakt van de stad een grote teppanyaki-plaat; iedereen raakt aangebrand en ook Levy is wat kribbig. Ze heeft nog niet ontbeten en wil een yoghurtje. Zodra die is opgelepeld, komt de grote glimlach weer tevoorschijn. Op de bank bij de fotograaf, tussen de sfeervolle kunstwerken en zwart-witfoto’s van zijn jonge kinderen in, zet ik mijn opnameapparaat aan.

Is dit een generatieboek voor dertigers, zoals Female Chauvinist Pigs dat was voor tweenagers?
‘Ik heb dat niet bewust zo geschreven. Ik componeer als schrijver wel. Ik vraag me af wat de lezer nodig heeft in deze paragraaf om te voelen wat ik wil dat ze voelt. Maar mijn schrijfproces gaat van binnen naar buiten, niet andersom. Ik wil zo authentiek en precies mogelijk zeggen wat alleen ik kan zeggen.’

Zul je ooit terugkeren naar de feministische polemiek?
‘Ik ben een verhalenverteller, niet iemand die met argumenten een punt wil verdedigen. Dat gebeurde wel in mijn eerste boek en ik werd meteen gezien als feministische expert. Ik voelde me ongemakkelijk in die rol. Niet dat ik mezelf tekort wil doen en geen mening heb, maar het is niet wie ik als schrijver hoor te zijn.’

Maar je bent nu wel een expert op het gebied van verdriet en verlies.
‘Op een emotioneel niveau, ja. Maar ik ben geen socioloog, ik heb geen studies geraadpleegd of duizenden mensen geïnterviewd. Mijn talent is intimiteit.’

‘Denken dat de regels voor jou gelden, is een teken van narcisme.’

Je kreeg een miskraam terwijl je op reportage was in Mongolië. Een van de eerste dingen die je moest doen toen je terugkwam, was je geliefde op laten nemen voor haar alcoholverslaving. Was het moeilijk om hier zo ongecensureerd over te schrijven?
‘Ik heb mijn ex toestemming gevraagd. Zij heeft het als eerste gelezen en ze is zo grootmoedig dat ze me geen strobreed in de weg heeft gelegd. Het was de eerste keer in mijn carrière dat er iemand belangrijker voor me was dan mijn lezer.’

In je boek heb je het over auteurschap. Hoe je als schrijver altijd een mooi, meeslepend verhaal van je leven wilt maken. Is dat schrijverseigen of is het een teken van de tijd?
‘Dat weet ik niet, want ik heb alleen dit leven geleid, maar dat zou heel goed kunnen. Als je twintig jaar elke dag, heel de dag, bezig bent om een verhaal te structureren, dan is het logisch dat je dat in je privéleven blijft doen. Totdat je leven zegt: “Fuck you. Dit is niet jouw beslissing.” Als je een Syrische vluchteling bent en je op vijfjarige leeftijd je familie bent verloren en honger hebt, dan heb je al heel vroeg geleerd dat controle een illusie is. Het is een privilege om die ervaring pas te ervaren als je eind dertig bent.’

Elfie Tromp (L): ‘Door Levy’s boeken ben ik meer mezelf geworden, hoe vaag dat ook klinkt.’ Fotografie: Bart Heynen

We vergeten hoe geprivilegieerd we zijn.
‘Juist. Toen ik in mijn ivf-periode zat en vrouwen zeiden dat dit het ergste was wat er kon gebeuren, moest ik lachen. Dat was onzin. Het ergste wat ons kon gebeuren, was dat we gezond de kliniek zouden uitlopen. Kinderloos, maar gezond. Het is verschrikkelijk om niet te krijgen wat je wilt, maar het is niet het ergste. Het enige wat ik probeer te zeggen: er is altijd iets ergers. Ik had dat perspectief niet toen ik midden in de rouw zat. Toen gaf ik niets om andermans pijn. Ik vond mijn miskraam een misdaad tegen de natuur. Het duurde heel lang voor ik besefte: dit ís de natuur.’

Wanneer kreeg je dat inzicht?
‘Dat kwam geleidelijk. Het rare van verdriet is dat je zo lang in een tunnel zit. Langzaam lost die op en kun je meer om je heen zien. Maar soms, ineens, is het er weer. Alsof je een acid-flashback hebt. Twee maanden geleden had ik ineens zo’n avond. Er zijn triggers, een kind dat op mijn baby lijkt, of iets geks dat een herinnering oproept. Het verdriet ligt altijd ergens te wachten.’

Het boek gaat niet alleen over rouw en verlies, maar ook over obsessie en verslaving. Jij was in je huwelijk een tijdlang geobsedeerd door vreemdgaan. Je ex is een alcoholist. Kwam dat terug toen je het moeilijk had?
‘Ik kan nee zeggen tegen mijn obsessies. Dat duurt een tijd, maar dan lukt dat. Ik heb misschien meer gedronken toen ik het moeilijk had, maar mijn ex, puur door het lot van genetica, kon daar geen maat in houden. En dat is het verschil tussen een feestbeest en een verslaafde. Zij was de slaaf van haar verlangen.’

Waar hield je je aan vast in die rouwperiode?
‘Ik werkte veel dat jaar, maar ik was er niet aan verslaafd. Ik ging behoorlijk diep in mijn verdriet. Ik heb dat echt omarmd. Toen ik een miskraam had en de melk uit mijn borsten stroomde, voelde ik me een moeder, maar ik was het niet. Ik was iemands vrouw en toen ineens niet meer. Ik had een identiteitscrisis, aspecten van wie ik was waren weggevallen, maar wat ik nog had, was mijn schrijverschap. Ik was nog steeds nieuwsgierig. Ik kon nog steeds schrijven. Daar heb ik me aan vastgehouden.’

‘Ik kan de vrouwen er zo uitpikken die hetzelfde hebben meegemaakt.’

In een eerder interview zei je dat het goed voelde om iets met je pijn te kunnen doen.
‘Bij lezingen kan ik de vrouwen er zo uit pikken die hetzelfde hebben meegemaakt. Ik herken dat gevoel van verplettering en het is mooi dat ik als troost kan dienen. Rouw is een isolerende ervaring. Een miskraam is schaamtevol. Je lichaam heeft je verraden. De moeder wordt erop aangekeken; misschien had ze iets juist wel of niet moeten eten, niet moeten reizen of heeft ze wellicht te veel stresshormonen aangemaakt, waardoor ze het kind verloor. Mensen willen redenen horen om het noodlot uit hun leven te verbannen.’

Heft het delen de pijn op?
‘Ja en nee. Als ik in het begin mensen vertelde wat er was gebeurd en ik kon ze aan het huilen krijgen, dan vond ik dat fijn. Want het voelde alsof ze het met me deelde en ik voelde me gezien. Want ja, het was destijds zo erg. Maar de pijn bleef nog steeds mijn pijn. Mijn ex en ik verwerkten dat op heel andere manieren en hadden geen energie meer om er voor elkaars pijn te zijn. Het is mooi dat ik nu tegen andere vrouwen met een miskraam kan zeggen: het zal niet altijd zo blijven. Dit is niet je nieuwe realiteit. Iemand moet dat tegen ze zeggen.’

Na je miskraam begin je een correspondentie met John, de arts die je op die onheilsnacht hielp. Jullie zijn inmiddels verloofd. Heft nieuwe liefde de pijn van oude liefde op?
‘Dat is onzin. Ik bedoel, mijn relatie met John is iets moois voor mijn toekomst en het is een prachtig nieuw verhaal, maar dat doet niks tegen mijn pijn. Je moet erdoorheen, je kan iemand niet zomaar vervangen. Er is geen korte route door je verdriet heen. Je moet je eraan overgeven, dat is het hele punt van het boek.’

Heb je het vaak met John over de miskraam?
‘Het schept een band. Hij is de enige andere persoon op aarde die mijn kindje heeft gezien, maar we hebben het er niet vaak over. We tuinieren graag. Praten vaak over compost. Dat is misschien suf, maar hey, ik heb nooit beweerd dat ik cool ben.’

Je schrijft dat je de ervaring van moeder zijn, hoe kort ook, nooit zou willen inruilen. Hoe heeft het je karakter veranderd?
‘Ik ben bevrijd van mijn illusie van controle. Ik wist nog niet dat ik nooit meer zwanger zou worden. Dat had ik toen niet aangekund. Toen de jaren verstreken en de talloze ivf-behandelingen niet aansloegen, wist ik: dit gaat nooit gebeuren. Dat deed pijn. En ik moest me eraan overgeven. Ik had dat al eens eerder gedaan, maar het blijft klote. Of je het nu accepteert of niet, je kind is dood. Je partner een alcoholist. En jij een 38-jarige kinderloze vrouw. Je krijgt niet wat je wilt. En dat is een beginpunt om verder te gaan. De volgende vraag is: wat heb je wel? Ik heb een fantastisch leven, ik heb John en ik ben een schrijver. Daar blijf ik me op focussen. Mensen vragen me nu: waarom adopteer je niet gewoon? Maar er is geen ‘gewoon’ hier. Adoptie is weer een heel ander pijnlijk en duur traject van moederschap. En ik ben moe. Ik kan niet nog een teleurstelling aan. Ik wil genieten van wat wel goed is in mijn leven.’

Heeft het verlies je een beter mens gemaakt?
‘Beter weet ik niet, maar ik heb meer compassie nu. Totdat je dit verlies hebt meegemaakt, weet je niet hoe het voelt. Ik heb meer empathie nu als ik iemand met rouw ontmoet.’

Voordat je bij The New Yorker werkte, was je een ongeduldige vrouw die nooit ergens genoegen mee nam, schrijf je. Is dat veranderd?
‘Ik ben nu wel milder, maar dat is vooral te danken aan veertig worden. Ik bedoel, als vijfjarige kon ik niet wachten om zes te worden. Ik sta nu niet bepaald te juichen om vijftig te worden. John, mijn geliefde, is nu zestig. Ik hoop dat we nog vijfentwintig jaar samen hebben. Dat is het beste scenario en dat is niet lang. Daar ben ik me van bewust. We kunnen het ons niet veroorloven om langdurig ruzies te maken. Ik zeg dan: laten we er maar over ophouden. Je bent waarschijnlijk over een uur dood. Meestal is hij het daarmee eens.’

Hoe hebben de ervaringen van ‘De regels gelden niet’ je schrijverschap beïnvloed?
‘Ik heb twintig jaar over gender geschreven en over wat een vrouw een vrouw maakt. Daar waren voor mij veel misconcepties en taboes over. Ik schrijf in De regels over de fysieke kant van een miskraam. Het bloed, de melk, het aankomen. Daar hebben we het zo weinig over. Mannen kunnen zich maar nauwelijks voorstellen hoe het is om een vrouw te zijn, hoe het voelt om zo bewust vruchtbaar te zijn. Stel je voor dat je penis dagenlang bloed lekt. En dat elke maand, jarenlang. Hoe zou je dat vinden? Dat vroeg ik mijn vader een tijd terug. “Dat lijkt me niet zo prettig,” zei hij. We zijn dieren, dat vergeten we. We hebben een lijf met een eigen wil. Die ervaringen heb ik geprobeerd te delen in mijn werk, maar ik ben daar nu wel klaar mee. Ook omdat gender nu zo hip is. De dood daarentegen, en hoe we er in onze maatschappij mee omgaan, daar ben ik wel in geïnteresseerd.’

Ons wordt altijd geleerd om meer te willen, nooit om te accepteren dat iets over is. Denk je dat dood en mislukking eenzelfde soort taboe zijn in deze tijd?
‘Ik moest tot het einde van mijn geld en emotionele weerbaarheid komen om mijn kinderwens los te kunnen laten. Niemand zei me dat ik misschien moest stoppen. We realiseren ons te weinig de waarde van acceptatie. Om een manier te vinden om iets los te laten en te zien wat er wel is. Als journalist daarentegen moet je juist wel je tanden ergens in kunnen zetten. Ik moest mijn baas zo vaak overtuigen van het belang van mijn stukken. Dat is intellectuele nieuwsgierigheid, dat is anders dan ergens eindeloos spijt van te hebben.’

Door te schrijven over rouw en die illusie van controle, vermeng je toch juist die intellectuele nieuwsgierigheid en dat verlangen naar het loslaten?
‘Door wat ik heb meegemaakt, ken ik het ritme van verdriet. Het heft het niet op. Als mijn moeder of John komt te overlijden, zal ik nog steeds rouwen. Maar ik zal me er makkelijk aan kunnen overgeven. Ik heb het gevoeld en ik heb het doorgrond.’

In het boek zegt iemand tegen je ‘alles gebeurt met een reden’ en word je kwaad.
‘Als iemand dat zegt, bedoelen ze eigenlijk dat alles wat er gebeurt voor je eigen bestwil is. Dat is onzin. Ik bedoel: zeg dat tegen iemand in Sierra Leone. Dat is gewoon gestoord.’

‘Ik tuinier graag. Hey, ik heb nooit beweerd dat ik cool ben.’

Maar het is in onze maatschappij zo geïntegreerd om zo te denken, een soort pseudoreligieus doekje voor het bloeden.
‘Ik heb daar nooit in geloofd. Ik was niet een totaal ander mens hiervoor. Dat heb ik altijd onzin gevonden.’

Heeft het verlies van je kind gezorgd voor die fascinatie met de dood? Om te proberen te begrijpen wat hierna komt?
‘Wat ik interessant vind, is wat we doen met dode lichamen, hoe we daarmee omgaan. Ik bedoel, er is nu een bedrijf dat compost maakt van menselijke lichamen. Compost! Ik kan over een paar jaar mijn oma over mijn rozen uitstrooien! Het gaat me niet om het spirituele aspect. Daar zijn geen woorden voor. Net zoals je ook niet treffend seks of de grootsheid van de natuur kunt vangen in een tekst. Momenteel zijn we de planeet op grandioze schaal aan het verzieken. Hoewel wij als mensen zullen uitsterven, zal er altijd een vorm van natuur blijven bestaan. Het is wrang, maar dat vind ik een troostende gedachte.’

’s Middags loop ik via de chique winkelstraten naar mijn logeeradres. Het verkeer raast en de zon is feller gaan schijnen. Ik bekijk mezelf in de reflectie van de gigantische puien en voel me klein. Klein als een kever. Niet meer op mijn rug, maar met de pootjes op de grond.

Er gaat een hoop verloren, maar er blijft altijd een vorm van natuur over. Natuur die springlevend is en vooruit scharrelt, zwetend de toekomst en een ijskoffie tegemoet gaat.