Het was 9 mei 1941 toen Arie van Namen, een van de oprichters van Vrij Nederland, zag hoe op de Hogeweg in de Amsterdamse Watergraafsmeer zijn vriend en medeoprichter Jan Kassies werd opgepakt door de Sicherheitsdienst. Van de groep jongemannen die VN in augustus 1940 hadden opgericht, was nog geen jaar later bijna niemand meer over.

De arrestatiegolf begon eind februari 1941 toen een medewerker met vijf exemplaren van Vrij Nederland in zijn zak was opgepakt. Hij was gaan praten en in de maanden die volgden verdwenen vrijwel alle schrijvers, drukkers en bezorgers in gevangenissen of werkkampen, in totaal 65 mensen.

‘Hij had de indruk de enige te zijn die van de oude VN-groep in de Watergraafsmeer nog op vrije voeten was.’

Het lukte de paar VN’ers die nog niet waren opgepakt met veel moeite in 1941 een maart- en aprilnummer van het blad samen te stellen. De arrestaties sloegen echter met de week grotere gaten in het medewerkersbestand. Jan Kassies en Arie van Namen zouden op 9 mei de laatste hand leggen aan de editie van die maand, toen de SD ook Kassies afvoerde. De opgejaagde Van Namen – de Duitsers gijzelden zijn ouders, hopend dat hij zich dan zou aangeven – was ten einde raad. ‘Hij had de indruk de enige te zijn die van de oude VN-groep in de Watergraafsmeer nog op vrije voeten was,’ schreven Paul Koedijk en Gerard Mulder in hun biografie over de hoofdredacteur Henk van Randwijk.

Exemplaren naar de Sicherheitsdienst

Het enige contact dat Van Namen nog over had was met de journalist Edouard de Nève, pseudoniem van Jean Lenglet. En die had weer contact met een zekere Anton Stam uit Zaandam. Dit drietal gaf in juni een volgend nummer uit, vertelde Van Namen later.

In het juninummer trachtte de driekoppige redactie via een leugentje de Duitsers te misleiden om zo de gearresteerde VN-medewerkers los te krijgen. ‘Talrijke mannen en vrouwen zijn in hechtenis genomen die ervan verdacht werden op een of andere manier met ons in relatie te staan,’ schreven Van Namen, De Nève en Stam. ‘Het feit is echter dat wij hun werk van verre, noch van dichtbij kennen.’ Het drietal stuurde tien exemplaren naar de Sicherheitsdienst, maar de actie bleek vergeefs; veel gevangenen hadden al bekentenissen afgelegd.

‘Grote helpers’

Arie van Namen was na de oorlog een man met gezag in de kringen van oud-verzetsstrijders. Hij werd rechter en was voorzitter van de Stichting 1940-1945. Ook De Nève groeide na de oorlog uit tot een redelijk bekend schrijver.

Maar wie was Anton Stam? Over hem is helemaal niets bekend.

De Nève noemde Stam na de oorlog een van zijn ‘grote helpers’.

In mei 1940 was Stam een dienstplichtig radiotelegrafist en boordschutter op het vliegveld Waalhaven in Rotterdam. Daar ontsnapte hij bij de Duitse aanvallen ternauwernood aan de dood. Na de capitulatie probeerde hij via IJmuiden naar Engeland te ontkomen, wat jammerlijk mislukte. Stam werd opgepakt belandde in krijgsgevangenschap, werd al snel weer vrijgelaten en zocht naar manieren om in verzet te komen tegen de bezetting. Vanaf het najaar van 1940 verspreidde hij Vrij Nederland in de omgeving van Zaandam, waar hij vandaan kwam. Ook was hij betrokken bij het stencilen van de nummers. De Nève noemde Stam na de oorlog een van zijn ‘grote helpers’.

Schuilnamen

Na het juninummer in 1941 was het drietal Stam-De Nève-Van Namen ook verantwoordelijk voor de nummers in juli en augustus.

Onder Stams leiding werd het blad bij de Amsterdamse, deels ondergronds opererende uitgeverij Bottenburg geproduceerd. Stam en zijn vriendin Amy Duif namen ondertussen het zekere voor het onzekere en verruilden Zaandam voor Amsterdam, waar ze onderdoken op een door Van Namen gehuurde etage aan de Oudeschans 48.

‘Wij woonden in de achterkamers, terwijl u zo nu en dan de voorkamer in gebruik had,’ herinnerde Stam Van Namen aan het halfjaar dat ze daar verbleven in een brief dertig jaar na de oorlog. ‘Waarschijnlijk hadden wij toen de schuilnamen van Amy en Anton van Bergen. Mijn vrouw vertelt mij zojuist dat ze u eens de achterkamer heeft laten zien die toen afgeladen met Vrij Nederland-krantjes lag, terwijl ook nog een zendontvanger opgesteld stond.’

1e jaargang, nr. 12 van Vrij Nederland. Het eerst nummer waar Anton Stam aan meewerkte.
Dat rotblaadje

Op 29 september 1941 sloeg het noodlot opnieuw toe, toen ook De Nève werd opgepakt. Stam ging in zijn eentje voort, schreef hij op 30 mei 1945 aan de VN-redactie: ‘Ik nam alles over, stelde VN samen van oude en nieuwe copie, niette het geval en zorgde voor de verspreiding.’

Maar hoe moest het verder?

Henk Kooistra, een nog niet opgepakte bezorger van het eerste uur, kwam met een voorstel. Hij werkte als onderwijzer op de Eben-Haëzerschool in de Jordaan, waar een zekere Henk van Randwijk hoofdonderwijzer was. Van Randwijk was betrokken geweest bij het schrijven van pamfletten. Zou Vrij Nederland bij hem niet in goede handen zijn? ‘Dat rotblaadje,’ reageerde Henk van Randwijk. ‘Dacht je dat ik daar mijn leven voor waagde?’ ‘Nou,’ zei Kooistra, ‘dan moet je dat rotblaadje beter maken.’ Van Randwijk overlegde met zijn vrouw Ada. Zij vond dat hij het moest doen.

In oktober 1941 vond er in Van Randwijks woning aan de Stadionkade in Amsterdam-Zuid een eerste, ‘constituerende vergadering’ plaats van de nieuwe VN-leiding. Stam was een van de tien aanwezigen. Tijdens het door het echtpaar Van Randwijk aangeboden etentje overheerste aanvankelijk de argwaan. Veel genodigden kenden elkaar niet en de bezetter had net de doodstraf afgekondigd op het verspreiden van antinazistische geschriften.

Die avond ontbrak Henk Kooistra. Hij had geprobeerd via de haven van Delfzijl het land te ontvluchten, maar toen hij op de kade op zoek was naar een schip dat hem naar Scandinavië kon brengen, werd hij opgepakt. (Op 4 augustus 1942 kwam Kooistra om het leven in een concentratiekamp.)

Vrij Nederland groeide, aldus de Sicherheitsdienst in december 1941, uit tot het ‘weitververbreiteste und gefährlichste Hetzschrift’.

Ondanks de arrestatie van Kooistra eindigde de avond hoopvol. De aanwezigen hadden elkaar gevonden in het streven naar een verzetsblad ‘met inhoud’ waarin de ‘vormende waarde’ (dixit Van Randwijk) van het christendom was te vinden. De samenkomst bleek cruciaal voor de toekomst van Vrij Nederland. Het blad groeide, aldus de Sicherheitsdienst in december 1941, uit tot het ‘weitververbreiteste und gefährlichste Hetzschrift’.

Maatregelen

Talloze angstdromen plaagden hoofdredacteur Henk van Randwijk. ‘De ene nacht word ik opgehangen, de volgende nacht word ik doodgeschoten,’ vertelde hij zijn vrouw. Zijn grootste vrees bestond eruit dat er binnen Vrij Nederland een verrader ronddwaalde. Begin maart 1942 arresteerde de Sicherheitsdienst Van Randwijk. Bij gebrek aan bewijs kwam hij na enkele weken vrij.

Het wantrouwen van Van Randwijk was groter dan ooit. Wie had ervoor gezorgd dat de Duitsers hem hadden opgepakt? Verdachtmakingen besmetten de organisatie.

Een van de geruchten luidde dat Anton Stam onbetrouwbaar was. Een belangrijke bron voor die beschuldiging was de Zaandammer Martinus Arends. Hij had sinds 1940 met Stam samengewerkt. Aanvankelijk gebeurde dat volgens Arends op een kamer driehoog aan de Weteringschans in Amsterdam. Daar werkte Stam samen met zijn verloofde Amy en Martinus’ dochter Leny Arends. De gestencilde nummers werden vervolgens in Zaandam verspreid, zo herinnerde Arends zich in zijn op schrift gestelde terugblik uit 1946. De opbrengst van de verkochte exemplaren overhandigde hij aan Stam.

‘In september 1941 vertrouwde ik Stam niet meer en vermoedde dat hij het grootste gedeelte ten eigen bate gebruikte.’

En daar ging het volgens Arends mis. ‘In september 1941 vertrouwde ik Stam niet meer en vermoedde dat hij het grootste gedeelte ten eigen bate gebruikte.’ Arends verbrak de samenwerking en kreeg na een tijdje bezoek van Henk van Randwijk en VN-medewerker Wim Speelman. ‘Zij kwamen met mij over Stam praten en hebben toen ook maatregelen tegen hem genomen.’

Het Nieuwe Testament

De inner circle van het aan alle kanten bedreigde blad ondernam actie ter voorkoming van erger. Tijdens een beraad op een onbekende datum eind 1941 opperden de aanwezigen Stam te liquideren, maar redactielid en rechtsgeleerde Gezina van der Molen verzette zich hier fel tegen. Volgens haar was er géén onomstotelijk bewijs van Stams verraad. Ze stelde voor om met de verdachte te gaan praten.

Aldus geschiedde. Van der Molen ontmoette Stam in bodega Keyzer naast het Amsterdamse Concertgebouw. Aan een belendend tafeltje volgden andere verzetsstrijders onopvallend de conversatie, klaar om indien nodig in te grijpen. Van der Molen vertelde Stam dat het vertrouwen in hem was opgezegd. Daarop stelde Stam voor om uit te wijken naar Engeland. Van der Molen pakte een exemplaar van het Nieuwe Testament uit haar tas en overhandigde hem dat. Vervolgens namen de twee afscheid van elkaar.

Een tik in zijn nek

Vanuit het onderduikadres op de Oudeschans werd Stam via de zogeheten Van Niftrik-lijn via het dorp Putte over de Belgische grens geleid.

Met een collega-verzetsman reisde hij vervolgens per tram naar de in het complot betrokken familie Van Dulken. Hun Antwerpse adres bleek echter te zijn verraden. Op 13 april 1942 wekte de Sicherheitsdienst de bewoners. De heer des huizes werd met een overvalwagen afgevoerd, vertelde Stam later tijdens een verhoor aan de Zwitserse autoriteiten. Een wat oudere Duitse politiebeambte bleef achter ter bewaking van mevrouw, het dienstmeisje, Stam en diens reisgenoot.

‘Duidelijk was dat wij, voordat de overvalwagen terugkwam, iets moesten ondernemen,’ aldus Stam. Hij vroeg het dienstmeisje of ze niet een fles bij de hand had ‘zodat we hem een tik in zijn nek konden geven’.

Het meisje verdween om wat te zoeken. Zeer tot ongenoegen van de Duitser liep het meisje een verdieping naar beneden, ondanks het bevel dat ze direct weer naar boven moest komen. Stam ging haar achterna, hard schreeuwend: ‘Du sollst zurückkommen.’ Verdieping na verdieping ging hij naar beneden, met meer volume schreeuwend dat ze terug moest komen. ‘De laatste trap heb ik toen maar sprongsgewijze genomen, daarna naar buiten gerend en op een juist voorbijrijdende tram gesprongen.’

Anton Stam
Legitimatie Antonie Stam als ex-politieke gevangene. Foto: collectie Amy Stam
Gevangenis, straf- en werkkamp

Vader en zoon Van Dulken zouden hun gevangenschap niet overleven. Stam wist heelhuids een ander ondergronds adres te bereiken en reisde van daaruit zonder problemen naar Zwitserland. Hij belandde er achtereenvolgens in de gevangenis, een straf- en een werkkamp. Later mocht hij de weekenden in Lausanne doorbrengen en stonden de seinen op groen om naar Engeland te vertrekken. Maar uitgerekend op de dag van zijn vertrek werd ook Zuid-Frankrijk bezet waardoor die route werd afgesneden.

Onbekend met de nieuwe geopolitieke situatie vertrok Stam met mede-Engelandvaarder Sjaak Brouwers richting Spanje, om begin december 1942 vlak voor de Frans-Spaanse grens te worden opgepakt. Door zich voor te doen als werkloze studenten op zoek naar een baan in Zuid-Amerika ontsnapte het duo aan een mogelijke doodstraf.

Stam: ‘Ofschoon mij tijdens een van de vele verhoren gevraagd werd: “Wollen Sie noch weiter lügen?”, werd ons verhaal waarschijnlijk toch geslikt, want tegen Kerstmis werden wij in gezelschap van een Duitse officier in een normale trein naar Parijs gebracht, waar hij ons afleverde bij het bureau van de organisatie Todt.’ Deze organisatie was opgezet door de nazi Fritz Todt en voerde bouwwerkzaamheden uit voor de Wehrmacht, zoals de bouw van de Atlantikwall. Hierbij werden ook dwangarbeiders ingezet.

De Zwitserse Weg

Brouwers en Stam wisten zich ook aan deze dwangarbeidersorganisatie te ontworstelen; ze negeerden simpelweg de order om de volgende dag terug te keren voor vertrek naar Duitsland.

In Parijs legden ze contacten om een nieuwe route naar Zwitserland op te zetten. Zelf gingen ze terug naar Nederland om deze lijn verder uit te bouwen.

Bekend is dat zowel Stam als Brouwers in de maanden die volgden verschillende keren met onderduikers en illegale documenten naar Zwitserland reisden. ‘Geld kreeg ik altijd via Stam,’ aldus Brouwers. Een andere illegaal, Dirk Jan de Jong, verklaarde kort na de oorlog dat hij nauw met Stam had samengewerkt. Stam had volgens hem goede contacten met de Ordedienst. ‘Ik nam voor hem illegale berichten mee naar Zwitserland. En met hem samen vervoerde ik valse papieren en stempels.’

Stam bleef tot medio 1944 leidinggeven aan deze ontsnappingslijn, de zogeheten Zwitserse Weg. Ook was hij betrokken bij het versturen van codeberichten met een geheime zender vanaf een adres aan de Herengracht, waar de Grüne Polizei in december 1944 binnenviel, en medewerkers ternauwernood via de achterdeur wisten te ontsnappen.

Hij verliet Amsterdam, dook op verschillende plekken onder, bleef actief als marconist en werd uiteindelijk in Drijber nabij Assen in februari 1945 op heterdaad betrapt bij een volgende inval, toen hij zich in een kast had verborgen naast een zender die nog aan stond. Hij liet tijdens zijn verhoren niets los en werd overgebracht naar concentratiekamp Wilhelmshaven en van daaruit weer naar Assen.

Op 2 maart 1945 bracht Karl Klingbeil zijn arrestant naar een SD-kantoor in Zwolle. Daar volgden nieuwe verhoren. Het geluk was met Stam; waar veel SD’ers hun gevangenen afranselden in een poging om gegevens los te krijgen, moest Klingbeil daar weinig van hebben. Het bleef bij het afvuren van vragen en geven van ontwijkende antwoorden. De status quo werd uiteindelijk doorbroken met een Duits dwangvoorstel. Stam: ‘Hij [Klingbeil] deelde tijdens het laatste verhoor aan mij mede dat ik voor de keus werd gesteld om óf voor de Duitsers te werken óf te worden doodgeschoten. In dat voorstel zag ik een mogelijke kans om te ontsnappen en [ik] heb er toen in toegestemd om voor de Duitsers te gaan werken. Tijdens het onderhoud in Zwolle werd afgesproken dat ik de namen van code-officieren en de code per brief naar een Hauptsturmbannführer, wiens naam ik niet meer weet, zou zenden in Zwolle. Daarnaast is de afspraak gemaakt dat ik eens in de veertien dagen in De Groene Weide te Leeuwarden zou komen, waar ik dan een man zou ontmoeten die als een herkenning een doos onder zijn arm had.’

Een kogel in mijn rug

Nog eenmaal zetten de Duitsers hem in een auto. ‘Ik werd op een plek ergens buiten Beilen losgelaten, met de belofte contact te houden via de SD-Leeuwarden. Het weggetje lag ongeveer driehonderd meter van de straatweg en nog droom ik weleens van dat bevroren terrein waar ik van die twee Duitsers wegliep, elk ogenblik een kogel in mijn rug verwachtend.’

De nazi’s hielden hun wapens dit keer echter op zak. Dankzij de met Klingbeil gemaakte afspraak wist Stam niet voor het eerst zijn leven te redden. Had hij volhard in zijn ontkenningen en uitvluchten, dan was hij ongetwijfeld eveneens gefusilleerd na de aanslag op Rauter, enkele dagen later.

‘Tot aan de bevrijding zijn wij verder niet actief geweest, afgezien van de verzorging van de onderduikers en het door mij ophalen van een pistool bij een boer die het niet langer in huis durfde hebben.’

Anton Stam hield zich niet aan de gemaakte afspraken. Hij overnachtte in Beilen en ging toen naar Leeuwarden, waar Amy en hun dochter verbleven. Samen met zijn vrouw – die opnieuw zwanger was en in shock verkeerde door zijn arrestatie – dook hij de rest van de oorlog onder in Leeuwarden op de Steinstraat 11. ‘Tot aan de bevrijding zijn wij verder niet actief geweest, afgezien van de verzorging van de onderduikers en het door mij ophalen van een pistool bij een boer die het niet langer in huis durfde hebben.’ Een paar weken later konden ze eindelijk hun bevrijders begroeten.

‘Geringe kennis van de journalistiek’

Drie weken na de bevrijding liet een diep geraakte Stam met een brief opnieuw van zich horen bij Vrij Nederland, dat de oorlogservaringen van haar oud-medewerkers inventariseerde. Hij schreef dat hij van het verzetsblad was verwijderd geraakt vanwege zijn ‘geringe kennis van de journalistiek’.

Over de ware reden van zijn vertrek geen woord. Was hier sprake van schaamte? Stam liet weten dat hij zich bezig had willen houden met het zenden van ondergrondse boodschappen naar Radio Oranje, maar dat daar niets van was gekomen omdat hij rond die tijd ‘naar Zwitserland moest’.

Ook later zou hij niet publiekelijk terugkomen op zijn Vrij Nederland-werkzaamheden en de hem aangewreven beschuldigingen.

Dochter Amy: ‘Op het eind van zijn leven lag hij te malen in bed. Alles kwam terug.’

Pas in de jaren tachtig vertelde Anton Stam voor de eerste keer in een voor de familie bestemd genealogisch boekje beknopt over zijn oorlogservaringen. Hij had zich tot dan vooral gericht op zijn gezin en zijn werk bij de KLM. Bij gebrek aan getuigenissen kostte het hem zelfs moeite om een oorlogsuitkering te krijgen.

Naarmate zijn vrouw en hij ouder werden, spookten de jaren 1940-’45 steeds vaker door hun hoofden. Dochter Amy: ‘Op het eind van zijn leven lag hij te malen in bed. Alles kwam terug. Mijn moeder voelde zich achtervolgd en vertrouwde niemand meer. Helemaal nadat mijn vader overleden was. Ze verving alle deursloten en ik mocht er ook niet meer in. Ze meende dat haar kleindochter, schoonzoon en ik gevaarlijk waren en haar wilden vermoorden. Heel verdrietig.’ Het echtpaar vertrouwde elkaar wel tot het laatst. Amy: ‘Hun onderlinge band bleef erg sterk. Hij heeft altijd voor haar gezorgd en liet haar nooit in de steek.’

Anton Stam overleed op 9 januari 1998, zijn echtgenote elf maanden later.