Binnenkort vertrek ik voor langere tijd naar Kaapstad, en omdat ik er eerder ben geweest, zijn er oude bekenden die mij daar zullen begroeten. Er zit ook een jonge bekende onder: N. is vijfentwintig, heeft nu al twee studies achter de rug en werkt tussendoor ook nog eens als model, theatermaker en schrijver. Zo’n jongeman die ogenblikkelijk vaderlijke gevoelens bij me losmaakt, want ik weet dat op die leeftijd veelbelovend-zijn ook een vloek kan wezen, een complete dagtaak eigenlijk, waar je niets anders naast kan doen.

N. is een zogenoemde ‘Kaapse Maleier’, een nazaat dus van de moslimbewoners die vanuit het Verre Oosten naar de nederzetting van Van Riebeeck zijn gekomen of vervoerd. Twee jaar geleden deed hij verwoede pogingen me uit te leggen hoe je geacht wordt je als kleurling te gedragen. Hij wist dat van huis uit, ik had en heb nog steeds geen flauw idee, want ik groeide op in het raciaal onschuldige Twente, waar ik gewoon een kleurtje had, niet meer en niet minder.

Ik...