Achteraf weet ik dat ik nooit over de buitenaardse wezens had moeten beginnen. De buitenaardse wezens waren de doodklap voor mijn geloofwaardigheid. Ik heb twee neefjes van vijf en zeven. Ze geloven alles. De landing van de ruimtesonde ging erin als koek. In eerste instantie dan. Daarna hadden ze het, tegen onze afspraken in, toch aan hun ouders verteld. Hun moeder (mijn zus) nam me bij mijn volgende bezoek apart.

‘Je moet ze niet de hele tijd dingen vertellen die niet waar zijn, Bob,’ zei ze. ‘Zoals laatst weer met die ruimtewezens. Ze kunnen er ’s nachts niet van slapen.’

Ze heeft aan één kant wel gelijk. Ik dik de dingen soms wat aan. Ik had mijn neefjes verteld dat de ruimtesonde ‘baadde in een zee van licht’. Dat viel in werkelijkheid best mee. Boven op de zilverachtig glimmende bol floepten wel allemaal lichtjes aan en uit, een beetje zoals bij een lichtkrant.

‘Als je zo doorgaat ben ik gedwongen om ze de volgende keer te vertellen dat je soms in de war...