Ze is een monument van kwetsbaarheid, vooral ook omdat ze er veel aan doet het niet te zijn. Een oudere mevrouw die een eindje voor me rijdt, op haar degelijke fiets met tassen aan weerszijde, zo’n fiets die ‘s nacht wordt opgeborgen in een schuur of garage – want anders blijft zo’n ding niet tien jaar roestvrij.

Ze steekt haar hand uit, ze wil kennelijk linksaf, maar er is niets gedecideerds aan haar optreden: ja, zegt de hand, ik ga links, nee zegt de fiets, ik rij gewoon rechtdoor. Er kan maar één redelijk antwoord worden verwacht van de overige verkeersdeelnemers: snelheid minderen, ruimte maken, de vrouw haar eigen, onzekere gang laten gaan. Het lijkt me dat iedereen wel een moeder of een oma heeft gekend die zo bang is om te vallen, zo geconcentreerd bezig is dat te voorkomen, dat het zo iemand geheel ontbreekt aan automatismen die noodzakelijk zijn voor het moderne stadsverkeer.

Eindelijk, daar slingert ze de kant op die ze met haar linkerhand al had aangegeven, ze fietst...