Hymne aan en naar Lucebert

op stralend hogepriesterlijke toon
fiolen en retorten uitstortend over
o het gansche aardrijk en haar arme blaren
en het blèren
als de grote eendenpas weer eens stagneerde
en
het opgezwollen geweten
het filigrein filisterdom
het groezelige christendom
het monolithische ministerdom
opspeelde in het luxe vrijheidsbad

hij voer in de mensen de schrikgrage dieren
de bloedjassen en de bedeesde jongeling
kwam iedereen maar naar zijn voorlaatste oordeel
daar was het toet toet uitverkoop
voor wie de weg wist en wie niet
daar staakten makkers het oude stukmaken
werden weer nieuw en zongen:
samen kennen wij de muzelman de muzelman
de muzelman die woont in nieuw-west

hij leek te ontoegankelijk voor veel benul
maar nu het zacht gelispel en geleuter
passim verstaanbaarheid bevordert
en de koudwatervrees weer breed
door hollands palingpolders stroomt
waar het zucht van wijs begeren
van zoekende boeren en grondige graaiers
waar men de oren...