Het regent maar. Hier minder hard dan in de stad, waar de wielen draaien in het water op het asfalt, maar als het lang aanhoudt, heeft ook het platteland er genoeg van. De bodem raakt verzadigd. Je denkt: hier komen we nooit meer vanaf. Met elke wandeling komt het land mee naar binnen. Achter mijn huis graaft een kraan een greppel, om een pijp in te verstoppen. De verpachter legt uit dat het beekje mooier door moet lopen. Zo is dat besloten van hogerhand. Hogerhand heeft ook bepaald dat alle wateren, stroompjes, rivierbeddingen en poelen in het Geuldal moeten worden voorzien van bronvermelding. Bordjes met het logo van opwellend water. Volg je zo’n bordje, dan kom je bij een oever met een steen en een naam erop. De naam van wat stroomt, of wat eens heeft gestroomd. Een watergraf. Woorden, ja, die stromen wel door het dal. Er stonden al route- en richtingaanwijzingen, speurtochtopdrachten, toepasselijke gedichten, zoölogische en botanische referaten, uitkijkposten, stiltemaners,...