In de gedurfde derde roman van Wytske Versteeg wordt een nare, mismaakte plastisch chirurg menselijk, op een moment dat de mensheid ten onder gaat aan een dodelijk virus.

Wytske Versteeg (1983) is een schrijver die zich senang voelt in onbehaaglijke situaties. Tot dusver waren dat situaties waarin (bij voorkeur met de mantel der liefde bedekt) ongemak dat mensen voelen, giftig opborrelt. In haar tweede roman Boy (2013), waarmee ze zichzelf als opmerkelijk literair talent op de kaart zette, ging het om de ‘acceptatie’ van een zwart geadopteerd jongetje in een groep blanke schoolkinderen, om goede bedoelingen die afschuwelijk uitpakken, om wraakzucht die uitdooft door onmacht.

In haar eerste twee romans staan desintegrerende gezinnen nog centraal. Versteeg, die in 2008 debuteerde met een non-fictionele studie over daklozen, benadert in De wezenlozen (2012) en Boy van binnenuit gezinnen die in problemen zijn geraakt, dus zonder stereotiepe formuleringen en van die zielloze...