De Allesweter komt in de Kalverstraat de Luizenmoeder tegen. ‘Alles goed?’ vraagt de Allesweter. De Luizenmoeder kijkt hem achterdochtig aan: ‘Waarom vraag je dat?’

‘Nou gewoon, puur uit belangstelling,’ laat de Allesweter weten.

De Luizenmoeder toont zich niet onder de indruk: ‘Als jij de Allesweter bent, hoef jij aan mij niet te vragen hoe ’t gaat.’

‘Ik hoef een moeder van een kind dat naar school gaat toch niet uit te leggen dat je pas wat te weten komt door vragen te stellen.’

‘Ja, maar ik hoef een Allesweter toch niet uit te leggen dat het onmogelijk is om alles te weten.’

‘Hoezo dat?’ vraagt de Allesweter licht geïrriteerd.

‘Nou ja,’ zegt de Luizenmoeder nu toch wat ongemakkelijk, ‘ik wil best geloven dat heel veel mensen minder weten dan u, maar er zal toch wel iemand zijn die van een bepaald detail net iets meer weet?’

‘Zeker zijn die er,’ zegt de Allesweter, om er minzaam aan toe te voegen: ‘Maar meestal niet lang meer.’