‘Het Wilde Westen van Marokko’, noemde Ahmed Aboutaleb het gebied waar hij opgroeide, en dat is niet overdreven. Hoe bracht hij het van Beni Sidel tot burgemeester van Rotterdam? ‘Als je opgroeit in een gebied waar niks is, kún je alleen maar vertrouwen op je hoofd.’

Beni Sidel, de geboorteplaats van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb, is een ingewikkeld dorp in Noordoost-Marokko. Het ene deel van het plaatsje ligt aan de voet van een berg en is via de weg gemakkelijk bereikbaar. Er zijn winkels, cafés, taxi’s, alles wat een mens een prettig leven kan bezorgen. Het andere deel van het plaatsje ligt bovenop de berg en is alleen bereikbaar via een zeven kilometer lang weggetje dat langs akelige afgronden scheert en zo oneffen is dat auto’s in deze streek om de haverklap onderdelen moeten vervangen. Dit gedeelte bestaat uit een handvol witte, platte huizen en een moskee, verder is er niets en heeft de natuur het voor het zeggen. ’s Winters is het er drassig en kabbelt er een klein stroompje, de Tisidjia. ’s Zomers is alle water verdampt, en is het er stoffig en heet.

Van deze kale, ruige berg komt Ahmed Aboutaleb. Hij werd er in 1961 geboren en vertrok er op zijn vijftiende om naar Nederland te gaan. ‘Het wilde Westen van Marokko’, heeft hij het gebied genoemd, en dat is niet overdreven. Ik was er op 18 en 19 oktober 2008, toen Aboutaleb net was voorgedragen als burgemeester van Rotterdam. Ik woonde in Marokko, waar ik werkte als correspondent voor onder andere de Volkskrant, en peilde in zijn geboortedorp de reacties.

In het onderste deel van Beni Sidel liep ik bij toeval meteen tegen een achterneef van Aboutaleb aan, die me binnen een halfuur in zijn auto meenam de berg op. Weer een half uur later zette zijn moeder een maaltijd van kip, gehakt en patat voor me neer. Zijn vader, Ahmed Zariouhi, de neef van Aboutaleb, zei dat ik als een dochter voor hem was en dat ik maanden mocht blijven. Nou goed, ik bleef één nacht omdat het lastig was in het donker de berg weer af te dalen. Toen ik de volgende dag vertrok, kreeg ik cadeaus mee die ik niet mocht weigeren: een onderbroek en een fles reukwater in de vorm van een zwaard.

Tussen de vetplanten en de cactussen doemde hij voor mijn ogen op als een voetballer die opgroeit in een sloppenwijk en uiteindelijk de Gouden Bal krijgt uitgereikt.

Overal in Marokko zijn de mensen gastvrij, maar dit sloeg alles. Ik was overdonderd – óók door de ligging van deze leefgemeenschap. Het was hier volstrekt afgelegen en desolaat, waardoor ik met elke stap meer onder de indruk raakte van Aboutalebs prestatie. Tussen de vetplanten en de cactussen doemde hij voor mijn ogen op als een voetballer die opgroeit in een sloppenwijk en uiteindelijk de Gouden Bal krijgt uitgereikt. Niet dat het er per se armer was dan in andere streken van Marokko, maar het was duidelijk dat Aboutaleb bij zijn geboorte flink wat tegenstand had meegekregen, die hij had overwonnen. En dat kon niet iedereen hier zeggen.

‘Soms hard, altijd duidelijk’

In de nacht bracht ik een bezoek aan een schuurtje op een volstrekt verlaten deel van de berg, waar jongemannen hun zaterdagavondverzetje beleefden. Ze staarden naar een televisie waarop Willow werd vertoond, een film over lilliputters. Het hokje stond stijf van de kif- en hasjdampen en intussen klaagden de mannen over de ellende in hun leven. Vooral die smalle, bobbelige weg die beide delen van Beni Sidel verbond – die nekte hun. Die rotweg maakte dat ze niet gingen werken beneden in de bewoonde wereld, omdat ze toch bijna al hun geld kwijt zouden zijn aan vervoer heen en terug, of ze moesten ergens kost en inwoning betalen. De enige oplossing voor een beter bestaan was voorgoed van de berg weg te gaan, maar daarvoor had je geld nodig – dat ze niet hadden omdat ze niet werkten.

‘Toegewijd, oog voor detail, soms hard, altijd duidelijk.’

Aboutalebs leven leek in de verste verte niet meer op dat van deze mensen. En toen wist ik nog niet wat er zou komen. Vorig jaar september werd Aboutaleb opnieuw voor zes jaar als burgemeester benoemd en even later riep weekblad Elsevier hem uit tot Nederlander van het Jaar. Rotterdam had in het verleden op veel ‘foute lijstjes’ gestaan, die betrekking hadden op misdaad, onveiligheid en armoede, maar onder leiding van Aboutaleb was dat veranderd in een positie op veel ‘goede lijstjes’. Zo koos de Britse Academy of Urbanism de stad tot European City of the Year 2015 en daarbij werd de ‘unieke manier van besturen’ geprezen. Elsevier omschreef Aboutaleb als een burgemeester zoals een burgemeester hoort te zijn: ‘Toegewijd, oog voor detail, soms hard, altijd duidelijk.’

Een van de kwesties waarin Aboutaleb zich hard opstelde, was de radicale islam. Die houding maakte indruk, ook in het buitenland, omdat hij zelf moslim is. Beroemd werd zijn uitspraak in Nieuwsuur na de aanslag op Charlie Hebdo: ‘Als je het niet ziet zitten dat humoristen een krantje maken, ja… mag ik het zo zeggen: rot toch op.’
In februari was hij bij een internationale conferentie over de aanpak van radicalisering in het Amerikaanse Witte Huis, als een van drie Europese gasten. CNN interviewde hem en Aboutaleb beantwoordde de vragen met evenveel gemak als altijd. Hij had zelf armoede meegemaakt, memoreerde hij. ‘En ik kan niet accepteren dat armoede leidt tot terrorisme.’

De grote vraag bij dit alles is: hoe heeft hij Beni Sidel zo drastisch achter zich kunnen laten? Zijn familieleden, die ik in 2008 trof, wisten het wel. Elradi Bachar, ook een achterneef, vertelde dat Aboutaleb al opviel toen hij klein was: ‘Hij was erg intelligent.’ Zijn onderwijzer sprak dit vroeger expliciet uit tegen de klas: ‘Jullie zijn soldaten. Maar deze jongen, Ahmed, is de maarschalk.’ Volgens mijn gastheer had Aboutaleb zijn gaven niet van een vreemde. ‘Zijn vader leerde als kind de Koran uit het hoofd alleen maar door rondjes om de moskee te lopen. Zo hoorde hij wat er binnen werd gezegd.’

Door de wasmachine gegaan

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Abdelkader Benali, die niet ver van Beni Sidel is geboren, stelt een vervolgvraag: ‘Waarom denkt iemand in the middle of nowhere dat hij het gaat redden met zijn hoofd?’ Een vrouw uit de Sahara had hem ooit het antwoord gegeven. ‘Als je opgroeit in een gebied waar niks is, kún je alleen maar vertrouwen op je hoofd,’ had ze gezegd. Benali: ‘Dat heb ik altijd onthouden en bij Aboutaleb merk je dat het waar is. Hij benadert alles met zijn hoofd, hij is enorm rationeel, ook in emotionele zaken.’

Benali spreekt hem zo nu en dan, laatst nog voor een interview. Volgens hem heeft het Aboutaleb ook geholpen dat hij pas op zijn vijftiende, op latere leeftijd dus, naar Nederland is gekomen. ‘Hij was in Marokko al door de wasmachine gegaan. Als kind op het Marokkaanse platteland moet je geiten hoeden. Als je de geiten in de steek hebt gelaten, naar school bent gegaan én opgemerkt wordt door de leraar, heb je al heel wat meegemaakt. Er heerst in die streek diepe misère, het is er rauw en grimmig.’

Aboutaleb heeft vaak verteld hoe armoedig zijn jeugd bovenop de berg was. Geregeld ging hij met honger naar bed of liep hij op blote voeten omdat er geen geld was voor schoenen. Toen ik er in 2008 was, had nog geen enkel huis stromend water en was er pas sinds kort elektriciteit. Het geboortehuis van Aboutaleb, intussen het domicilie van achterneef Elradi Bachar, was netjes maar eenvoudig. Het voormalige slaapkamertje van Aboutaleb was kaal, op een vloerkleed na.

Vader Aboutaleb was imam maar had al vroeg door dat hij daarmee zijn gezin met uiteindelijk zeven kinderen niet kon voeden. Hij werd arbeider bij een Franse boer in Algerije en trok daarna naar de Pyreneeën om te werken in de bouw. Vervolgens belandde hij in Den Haag, waar hij treinen ging schoonmaken. Dat was begin jaren zestig, de kleine Ahmed Aboutaleb had nog maar net zijn eerste stapjes boven op de berg in Beni Sidel gezet.

Aboutaleb groeide vrijwel zonder vader op. Maar hij had wel een opa die het achtergebleven gezin beschermde, móest beschermen omdat het anders vogelvrij zou zijn. In de afgelegen gebieden van het Rifgebergte, waartoe Beni Sidel behoort, waren geen gezagsdragers en gold het recht van de sterkste. Dat bedoelde Aboutaleb toen hij zei dat hij is opgegroeid in ‘het Wilde Westen van Marokko’. Zijn opa had een geweer, en hij pakte de kleine Ahmed als het moest bovendien keihard aan.

Drie keer slecht

Het vertrek naar Nederland was niet gepland. Opa ging dood en daarmee was er geen beschermer meer. Er zat niets anders op dan de berg in Beni Sidel voorgoed te verlaten. In de nacht van 15 op 16 oktober 1976 vlogen zes van de zeven kinderen Aboutaleb – de oudste dochter bleef achter – met hun moeder naar Nederland. Ze voegden zich bij hun vader in de Haagse Molenwijk. Tijdens de eerste winter had Ahmed Aboutaleb geen jas en stonden er ijsbloemen op de ramen omdat er niet genoeg geld was om alle kamers te verwarmen.

Maar hij was al gehard, hij wist hoe hij bij tegenstand overeind moest blijven. ‘Nederland moet voor hem het verlengde zijn geweest van Marokko, ik denk dat er voor hem geen cesuur was,’ zegt Benali. Aboutaleb leerde al gauw vrijwel perfect Nederlands en deed drie steeds hogere technische opleidingen: lts, mts en hts. Eind jaren tachtig begon hij met journalistieke baantjes bij Veronica, NOS en RTL, waarna hij voorlichter werd bij het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) en vervolgens bij de Sociaal Economische Raad (SER). Van 1998 tot 2002 was hij directeur van Forum, het instituut voor multiculturele vraagstukken. Daarna volgde een baan bij de gemeente Amsterdam als hoofd van de afdeling Maatschappelijke, Economische en Culturele Ontwikkeling. In 2002 was er al even sprake van dat hij de overstap naar de politiek zou maken. Hij was in gesprek met de LPF, de partij van de vermoorde politicus Fortuyn, over een post in het eerste kabinet Balkenende, maar zag er vanaf. In 2004 werd hij PvdA-wethouder in Amsterdam, in 2007 staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en in 2009 trad hij aan als burgemeester van Rotterdam.

De start in Rotterdam was moeizaam, vooral omdat Leefbaar Rotterdam niet blij was met zijn komst. Fractievoorzitter Ronald Sørensen omschreef hem als een ‘Marokkaanse baantjesjager die in een Ajax-pyjama slaapt’ en een ‘representant van een groep die in heel Nederland en Rotterdam problemen veroorzaakt’. In augustus 2009 liep een dancefestival in Hoek van Holland uit de hand, waarbij een dode viel. Aboutaleb moest zich als korpsbeheerder tijdens een spoeddebat verantwoorden voor het optreden van de politie, waarbij Leefbaar Rotterdam vond dat hij te laconiek reageerde.

Maar het verzet is gebroken. Leefbaar-raadslid Dries Mosch, nestor van de Rotterdamse raad, kan dat bevestigen. Zelfs hij is ‘toegetreden tot de fanclub’ – en dat wil wat zeggen. ‘Ik was ongelooflijk kritisch toen Aboutaleb begon, nog een tikkie erger dan Sørensen. We zaten gewoon niet op hem te wachten. Ik vond hem drie keer slecht.’ Zijn mening veranderde toen hij merkte dat Aboutaleb zich persoonlijk ging bezighouden met de noden en wensen van burgers. Hij nodigde ze uit op het stadhuis of ging de wijken in. ‘En hij pochte er niet over, hè? Ik hoorde via via dat Aboutaleb overal kwam, met een pet op zodat hij niet meteen werd herkend. Dat sprak mij aan. Ik ben een man van de straat, dus als de burgemeester ook van de straat is, hoort hij bij mijn bloedgroep.’

Mosch prijst Aboutalebs integriteit, die volgens hem uit ‘alles’ blijkt. ‘Het is zijn hele persoonlijkheid. Hij kan charmeren, hij lacht met mensen, maar als het moet, is hij duidelijk.’ Aboutalebs harde taal over radicaliserende moslimjongeren? Helemaal goed. ‘Hij durft,’ zegt Mosch. ‘Velen durven niet. Maar als je de vuile was niet buiten hangt, wordt het nooit fris.’ En ja, Mosch weet zeker dat Aboutaleb dit soort dingen niet zegt om Leefbaar Rotterdam, de grootste partij in die stad, in te pakken. ‘Hij zei het als wethouder in Amsterdam ook al: wie zich niet wil aanpassen, moet zijn koffers pakken. Aboutaleb is in veel dingen een Leefbaar-burgemeester. Daar kunnen we niet ongelukkig mee zijn. Het enige probleem is dat hij nu soms het gras voor onze voeren wegmaait en wij weer iets anders moeten verzinnen.’

De onderbuik van Nederland

Rotterdammer Zihni Özdil, docent wereldgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit en columnist bij de Rotterdam-editie van NRC Handelsblad, ziet in Mosch’ verhaal de bevestiging van zijn standpunt dat Aboutaleb een uitstekend politicus is. In die zin: gewiekst, opportunistisch, zoals alle goeie politici. ‘Voor alle duidelijkheid: ik wil hem niet per se bashen, als ik een gladde politicus was en hogerop wilde, zou ik het net zo doen als hij.’

Hij ziet de ontwikkeling van Aboutalebs carrière zo: ‘Toen in het publieke debat het multiculturalisme dominant was, profileerde hij zich als directeur van Forum op dit terrein. Maar toen hij zag dat de witte Nederlanders rechtser werden, is hij de onderbuik van Nederland gaan verwoorden.’ In dat kader plaatst hij het gesprek dat Aboutaleb in 2002 voerde met de LPF. ‘Hij is slim, hij heeft natuurlijk gezien: dit wordt niks met deze mensen. Maar hij heeft de afgelopen jaren ook als PvdA’er heel rechtse taal uitgeslagen, bijna Wilderstaal. En hij kan veel zeggen zonder voor extreemrechts te worden uitgemaakt.’

Özdil sluit niet uit dat Aboutalebs opmerking over jihadisten die mogen oprotten oprecht is. ‘Het is gemakkelijker in je eigen draai te geloven dan niet. Maar dat soort woorden gebruikte hij vroeger nooit, zelfs niet in reactie op 9/11. Het blijft interessant dat hij precies op tijd op de rechtse trein is gesprongen.’ Het verklaart volgens Özdil de weerzin die hij oproept bij veel jonge, niet-witte Nederlanders. Overal in Rotterdam neemt Özdil deel aan debatten en houdt hij lezingen, en als hij dan vraagt: ‘Wat vinden jullie van de burgemeester?’, is het antwoord van deze groep bijna steevast: ‘Een verrader, een beroepsallochtoon.’ Özdil: ‘Ik hoor het continu. Dat is niet omdat deze jongeren jihadisten steunen, het gaat om de terminologie. “Rot op” hoor je nooit over witte extremisten als Volkert van der G.

‘In de ogen van deze jongeren, aldus Özdil, hebben ze een burgemeester die het niet voor hen opneemt. Aboutaleb zou bijvoorbeeld best kunnen optreden tegen bedrijven die bij sollicitaties discrimineren, wat al jaren uit allerlei onderzoek blijkt. ‘Hij zegt er wel wat van, maar nooit in harde bewoordingen, nooit à la rot op, want dan vervreemdt hij de autochtone stem van zich.’

Aboutaleb voegde de daad bij het woord door de Koran te citeren: ‘Als je één mens hebt gedood, is het alsof je de hele mensheid hebt gedood.’

Smeulend vuurtje

Aboutaleb is van ver gekomen en heeft veel bereikt, maar hij heeft ook sympathie verspeeld, vooral onder Marokkaanse Nederlanders die in hem een ‘sell out’ zien, iemand die het verhaal van de witte Nederlanders vertelt. De ‘rot op-uitspraak’ viel slecht, maar ook zijn oproep aan moslims om afstand te nemen van IS. Farid Azarkan, woordvoerder van het Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN), suggereerde vorig jaar bij Pauw dat Aboutaleb dit deed in verband met status en inkomen. Aboutaleb reageerde fel: ‘Er is een smeulend vuurtje in de samenleving en meneer Azarkan wil het niet zien.’ Met zijn allen konden moslims de radicale eenlingen isoleren en de angst in de samenleving voor de islam wegnemen. Aboutaleb voegde de daad bij het woord door de Koran te citeren: ‘Als je één mens hebt gedood, is het alsof je de hele mensheid hebt gedood.’

Ook Abdelkader Benali vond de ‘rot-op-uitspraak’ populistisch, maar verder snapt hij dat Aboutaleb de taal van de witte Nederlanders spreekt. ‘Dat doet hij denk ik bewust. Het gaat hem makkelijk af, hij is een kameleon én hij ziet het als een career opportunity, hij kan ermee opvallen. Wie daartegen ageert, ziet niet het hele plaatje.’ Hij bedoelt: het plaatje van de jongen die moest vechten om iets van zijn leven te maken, vanaf het moment dat hij zijn ogen opendeed op een eenzame berg in Beni Sidel. In het benutten van kansen is Aboutaleb ‘een Messi’ geworden.

Benali wijt de kritiek van Marokkaanse Nederlanders ook aan jaloezie. ‘Het is eigenlijk niet te bevatten, de carrière van die man, en intussen zitten wij op hem in te hakken. Dat is voor een deel krabbenmandgedrag van een kleine migrantengemeenschap. Maar Aboutaleb schudt dat van zich af. Hij weet dat hij óók respect krijgt.’

Rationeel, ook in emotionele zaken

Ahmed Aboutaleb (1961) is sinds 2009 burgemeester van Rotterdam. Begin dit jaar sprak hij op uitnodiging van president Obama in het Witte Huis over zijn visie op radicalisering van moslimjongeren. Eerder was hij respectievelijk PvdA-wethouder in Amsterdam en staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.