Vandaag is thrillerschrijver Henning Mankell overleden, de schrijver van het beste spannende boek aller tijden volgens de lezers van de Detective & Thrillergids. Frits van Exter nam dit jaar al afscheid van zijn bekendste personage, speurder Kurt Wallander. En nu van de auteur.

Na 593 pagina’s kwam het slechte nieuws: ‘De schaduw verdiepte zich. Langzaam zou Kurt Wallander verdwijnen in de duisternis die hem een paar jaar later definitief naar het lege universum zou sturen dat alzheimer heet.’ Voor de lezer die nog hoopt op een wonder voegt de schrijver daar enkele onverbiddelijke slotzinnen aan toe: ‘Meer is er niet. Kurt Wallander houdt onherroepelijk op. De jaren die hij nog te leven heeft, misschien tien, misschien meer, zijn zijn eigen tijd, die van hem en (…) van niemand anders’ (De gekwelde man, 2009).

Ik ben niet de enige

Tussen 1991 en 1999 verschenen er negen Wallanders met ijzeren regelmaat. Toen bleef het tien jaar stil. Henning Mankell (1948) schreef andere boeken, beste boeken, maar geen Wallanders. Omdat het personage hem bleef achtervolgen, besloot hij er in een laatste boek een einde aan te maken. De lezer moest afscheid van hem nemen voor zijn eigen bestwil, betoogde Mankell. Gemakzucht lag op de loer en dat zou een belediging zijn. Hij had er nog wel een geschreven, maar had het manuscript verbrand omdat het verhaal – de zaak ging over kindermisbruik – te deprimerend was. En als Mankell dat zegt, kun je het gerust aannemen, want er valt in de uitgegeven boeken al heel weinig te lachen.

Het valt zwaar om je neer te leggen bij het afscheid. Zeker in het besef dat er nog veel meer Wallanders hadden kunnen verschijnen – een beetje vergeetachtigheid en andere ouderdomskwalen had je graag voor lief genomen.

Krister Henriksson als Kurt Wallander. Foto David Levene/Eyevine/HH

Dat ik van Kurt Wallander houd (en ik denk dat het daar op neerkomt) zegt vast iets over mij. Ooit vereenzelvigde ik me, als talloze adolescenten, met de jonge Holden Caulfield (The Catcher in the Rye). Talloze personages later ben ik inmiddels beland bij een politieman van bijna zestig jaar, humeurig, slordig levend, eenzelvig, teleurgesteld in het leven en de liefde, tobbend met suikerziekte, slechts levend voor zijn werk, zonder veel illusies over de betekenis daarvan en op weg naar het einde. Er zijn, zo vrees ik, overeenkomsten.

Maar vele detectiveromans worden bevolkt door vergelijkbare gekwelde mannen die mij niet weten te raken. En ik ben niet de enige. Wallander is wereldwijd een van de meest favoriete personages, ook onder lezers die niets met hem gemeen hebben.

De plot?

Als je de boeken herleest, is dat niet meteen zonneklaar. Neem Dwaalsporen (1995), de vijfde in de reeks en in 2009 door fans van de Detective & Thrillergids uitgeroepen tot het beste spannende boek aller tijden. Wallander gaat op een melding af: een boer zegt dat een onbekende jonge vrouw zich op zijn koolzaadakker schuil houdt als een schuw dier. Als hij probeert haar te naderen, giet zij een jerrycan met benzine over zich uit en steekt zich in brand. ‘Wallander kon zichzelf horen schreeuwen. Maar de vrouw die in brand stond, was stil.’ Het hele veld gaat in vlammen op – ze had zich omringd met jerrycans – waardoor hij haar niet kan bereiken.

Het is het begin van een onderzoek waarin stap voor stap het verband met de rituele moorden op vier vooraanstaande Zweden aan het licht komt. Mankell wisselt daarbij enkele malen van perspectief tussen zijn hoofdpersoon en de moordenaar. Mankell is bedreven in de techniek van het spannende verhaal. Hij weet wat er nodig is voor een geloofwaardige plot en gaat geweld niet uit de weg. Al is de ontknoping vaak niet alleen het gevolg van gedegen speurwerk, maar ook van Wallanders bijzondere intuïtie. Hij ‘voelt’ wel heel vaak dat er iets niet klopt. ‘Opeens was hij bang dat dit het begin was van iets veel groters.’ Schijnbaar onbelangrijke details nestelen zich in zijn hoofd, stoken daar onrust totdat vele pagina’s verder het muntje valt.
Alles in orde bij Mankell, maar dat geldt voor meer schrijvers.

Ystad, het strand, Zweden?

Het moet om iets anders gaan. Misschien is het de buitenwereld. Het Zweden van Mankell lijkt op het Zweden van Maj Sjöwall en Per Wahlöö. Zoals het echtpaar in de jaren zestig voor de misdaadroman koos om hun kritiek op de samenleving vorm te geven, koos Mankell drie decennia later voor hetzelfde genre als vehikel voor zijn opvattingen. Tussen hem en het duo zit de breuklijn van de moord op premier Olof Palme in 1986. Volgens hem is dat echter geen keerpunt in de geschiedenis van Zweden, maar veeleer een bevestiging van de opvatting dat de sociaal-democratische heilstaat niet meer dan een façade is. Daarachter blijft het broeien.

Hij noemt de Wallander-boeken zelf ‘romans over de Zweedse onrust’. Geboren in 1948 in een liberaal-progressief nest, verliet Mankell vroeg het huis om op zee te varen, sloot hij zich als jongeling enige tijd aan bij een maoïstische groepering in Noorwegen en bleek hij goed geld te kunnen verdienen met het schrijven van toneelstukken. Hij verloor zijn hart aan Afrika. Later zou hij in Mozambique zijn tweede vaderland vinden. Hij richtte in Maputo een theatergroep op waar hij de helft van het jaar doorbracht: ‘Ik leer meer over de mens door te leven met een been in de sneeuw en de ander in het zand.’ Pendelend tussen beide continenten zag hij hoe in Zweden vreemdelingenhaat en racisme voet aan de grond kregen. Hij besloot daarover te schrijven in de vorm van een misdaadroman. En dus had hij een politie-inspecteur nodig. Hij krabbelde in zijn dagboek: ‘Heb bedacht dat de inspecteur die ik voor ogen heb zich moet realiseren hoe moeilijk het is om een goede politieman te zijn.’ Wallander dus.

Hij plaatste hem niet in de grote stad, zoals inspecteur Beck van Sjöwall en Wahlöö, maar in de provincie. Wallander is verhuisd van Stockholm naar een flat in het Zuid-Zweedse Ystad, in een vergeefse poging zijn huwelijk te redden. Het strand van Skågen, veelal gehuld in zeenevel, is het decor van eindeloos veel tobberige wandelingen, en soms spoelt er ook een lijk aan (ja, de VVV beschikt over Wallander-routes).

Zijn desillusies?

Wallander heeft een innerlijk moreel kompas, maar is nauwelijks politiek geïnteresseerd. Hij is vooral gedesillusioneerd. De misdrijven hebben vaak een politiek aspect: racisme, machtsmisbruik, drugs, uitbuiting, ongelijkheid, zelfverrijking, een vermolmd rechtssysteem. Wallander beschikt in de eerste plaats over mededogen voor de slachtoffers, maar hij plaatst zichzelf zoveel mogelijk buiten die bredere context. Op de zeldzame momenten dat hij niet werkt, luistert hij naar opera, leest wat, drinkt en is vooral lusteloos. Op de betere momenten bekommert hij zich om zijn dochter, zijn weerbarstige vader, zijn enige vriend, de hond, de ex en de enkele vrouw die haar plaats in theorie zou kunnen innemen (maar dat niet zal doen).

‘Ik wilde een mens scheppen als mijzelf en als de anonieme lezer,’ schrijft Mankell. ‘Een mens die voortdurend verandert, zowel mentaal als fysiek. Net zoals ik voortdurend verander, zou hij dat ook moeten doen.’ Hoeveel hij ook verandert, Kurt Wallander lijkt voortdurend te verkeren op de grens van depressie – en soms is hij die grens voorbij. Hetgeen misschien niet verwonderlijk is als je slechts in aanraking komt met het ergste dat mensen elkaar kunnen aandoen. Uit Dwaalsporen: ‘Hij stelde zichzelf de troosteloze vraag wat dit eigenlijk voor een wereld was waarin hij leefde. Waarin jonge mensen zichzelf in brand staken of op andere manieren zelfmoord probeerden te plegen. Het tijdperk waarin de mensen momenteel leefden, zou het tijdperk van de mislukking kunnen worden genoemd, besloot hij. Ze hadden in iets geloofd en iets opgebouwd wat minder houdbaar was gebleken dan ze hadden verwacht. Ze hadden gedacht dat ze een huis bouwden, maar in werkelijkheid waren ze bezig geweest een monument op te richten voor iets wat voorbij was en al half vergeten. Om hem heen stortte Zweden in elkaar alsof er een gigantische politieke stellingkast omviel. (…) Wallander veegde het zweet van zijn voorhoofd. Zo was het wel genoeg, vond hij. Hij kon niet alles verdragen.’

Of zijn tekortkomingen?

Daarmee belanden we in de binnenwereld van Wallander. En die maakt het grootste verschil. Het tempo in de boeken is, zeker in de eerste helft, traag. Er is volop ruimte voor het getob van Wallander (daarna kan de schrijver opmerkelijk versnellen om tot een krachtige ontknoping te komen). In De gekwelde man verbaast hij zich over zijn besluit zijn flat in Ystad te verruilen voor een oude vakwerkboerderij op het platteland, ook om eindelijk de herinnering aan zijn mislukte gezinsleven te wissen. ‘Hij kon zich er niet bij neerleggen dat hij daar zou moeten wonen tot hij zo oud werd dat hij zich misschien niet meer kon redden. Hoewel hij nog geen zestig was, moest hij steeds vaker denken aan de eenzame ouderdom van zijn vader, en hij wist dat hij die zelf niet wilde overdoen.’

Het zijn de menselijke, vaak alledaagse tekortkomingen die Wallander dierbaarder maken dan de meeste van zijn collega’s. Mankell heeft het met zoveel zorgzaamheid geschreven dat je zou verwachten dat hij zelf een grote verwantschap met hem voelde. Maar daar wilde hij weinig van weten. ‘Ik denk niet dat we in het echte leven vrienden zouden zijn geweest,’ zei de schrijver in een interview met The Guardian. ‘We zijn allebei heel verschillend.’ Mankell nam wat ruw afstand tot Wallander. Het is vreemd, omdat hij eerder zei dat hij de inspecteur naar het evenbeeld van hemzelf en de lezer heeft geschapen. Was de depressieve Wallander soms een wat te waarheidsgetrouw spiegelbeeld geworden? Of zat het de schrijver in de weg dat de Wallanders zoveel succesvoller zijn dan zijn andere boeken? Het is gissen op niveau amateurpsychologie.

In interviews was Mankell overigens meestal een chagrijn, die liever doceerde over wereldproblemen dan over onze held.

Het afscheid

Maar het interesseert me niet in hoeverre de schrijver zich werkelijk verwant voelde met zijn hoofdpersoon, het gaat er om dat ik dat doe. Helemaal vertrouwen doe ik dat overigens ook niet, want het is voorstelbaar dat medelijden een rol speelt. In de herkenning zit ook opluchting: zo erg is het in het echte leven niet. In De gekwelde man dient de alzheimer zich aan. Hij vergeet zijn dienstwapen in een café. Het is een verzuim dat tot zijn ontslag kan leiden. Als hij tegen de lamp loopt, trekt hij zich terug op het toilet in het bureau: ‘Er zat een barst in de spiegel boven de wastafel. Net zoals er door mijn hele persoon een scheur loopt, dacht Wallander. Hij maakte zijn gezicht nat, droogde zich af en bekeek zijn rode ogen. De barst verdeelde zijn gezicht in tweeën.’

Mankell wilde de lezer het verloop van de aftakeling verder besparen. Het is daarom merkwaardig dat de tv-serie, met Krister Henriksson in de hoofdrol, er nog enkele hoofdstukken aan toevoegt. En hoe goed die serie ook is (er zijn tot nog toe drie succesvolle Wallander-series gemaakt, waarvan een Engelstalige door de BBC), het is geen pretje voor de fans om die laatste afleveringen te zien. Ja, hij heeft een nieuwe en wat onwaarschijnlijke liefde (te jong, te mooi en aanvankelijk te onvoorwaardelijk) maar de alzheimer slaat meedogenloos toe, waardoor we uiteindelijk Wallander als een soort zombie, verward en kinds, aan het strand bij zijn huis zien. Had Mankell zijn veto niet moeten uitspreken over dit langgerekte lijden op het scherm? Of was het afscheid hem toch nog niet definitief genoeg?

Henning Mankell zelf had kanker. Hij deed onregelmatig verslag van het ziekteverloop in The Guardian. De chemotherapie was vorig jaar nog goed aangeslagen, de artsen zeiden dat ze de ziekte onder controle was en hij werkte zoveel mogelijk door. Dit voorjaar verscheen nog een soort autobiografie: Drijfzand. Het zijn korte, sombere bespiegelingen over de mensheid en de planeet. Hij kijkt ver vooruit, naar de nieuwe ijstijd die alle herinneringen wegvaagt. Hij kijkt minder ver terug. Zijn eigen geschiedenis komt slechts in het voorbijgaan aan bod. Hij staat kort stil bij zijn moeder, die hem kort na zijn eerste verjaardag verliet. Pas op zijn vijftiende zag hij haar terug. Geen trauma. ‘Ik was vooral verbaasd.’ Hij blikt ‘niet ontevreden’ op zijn leven terug, aanvaardt zijn ziekte als voorbode van een onafwendbaar einde, wanneer dat ook zal zijn. Hij heeft alleen een onberedeneerde angst bij de gedachte dat je zo eindeloos lang dood zult zijn.

In de 361 bladzijden van Drijfzand laat hij Wallander ongenoemd. De fans zijn gewaarschuwd: er is geen troost. Er zit niets anders op dan te herlezen en hem te herinneren, zolang je dat nog kunt tenminste.

Alle vertaalde boeken van Henning Mankell zijn uitgegeven bij De Geus. Daar verscheen in mei ook het autobiografische Drijfzand. Voor de fans is er Wallanders wereld (2014) waarin een eerder verschenen kort verhaal ‘De hand’ is opgenomen met een kort nawoord van Mankell. Het boek bevat bovendien een overzicht van alle mensen en plaatsen die in de reeks voorkomen.

Dit artikel verscheen in juni 2015 in licht gewijzigde vorm in de Detective & Thrillergids 2015.