22-11-2008
Door Jackie Kay
Vertaling: Rien Verhoef

‘Hoe weet je of je een tweeling bent?’ vroeg onze jongen. ‘Je voelt dat je iets mist,’ zei Bloes, en keek mij aan met een opgetrokken wenkbrauw alsof ze wilde zeggen: wat is hij voor iemand? We liepen in het Fairy Glenn-dal bij Rosemarkie. Het was een heldere, koude dag, tintelend van belofte. We waren juist de houten brug over gegaan en liepen aan de overkant omhoog. Donald tuurde in de oude molenkolk, eens een bron van ijs voor de visloodsen in het dorp, alsof hij het spiegelbeeld van zijn tweelingbroer zag. ‘Dat is hem!’ zei hij, en danste op en neer. ‘Daar is hij!’ ‘Kijk!’ zei Bloes, en probeerde hem af te leiden. ‘Je kan de vissen uit het water zien springen.’

Een zilveren vis kronkelde door de lucht en dook toen weer in de kabbelende beek. Dit weerspiegelde mijn gevoel voor Bloes – een saltogevoel. Terwijl ik met Bloes en Donald door het dal liep – we hadden hem Donald genoemd omdat we hem voor het...