Ik droomde mezelf in Keulen, op de plaats des onheils. Dat ik zou tegenstribbelen, en de mannen er één voor één van langs zou geven.

Als je een verkrachting niet kunt voorkomen, moet je toch tegenstribbelen. Dat was wat ik leerde op de cursus zelfverdediging. Alle meiden uit de vijfde klas zaten bijeen in het gymlokaal. We leerden enkele fysieke en verbale technieken (hoe sneller je nee zegt, hoe meer je meestal kunt voorkomen) en dus ook de psychologische les dat tegenstribbelen het helingsproces bevordert.

Ik jank (en weiger me te laten troosten) om dit angstaanjagende gebrek aan ambitie: waarom zou ik mezelf willen helen? Het is de samenleving die van misogynie moet genezen.

Ik heb er weleens aan gedacht om me bij voorbaat aan te geven, want er komt een dag dat een man doet wat velen al deden (grijpen, roepen, tasten) en dat hij toevallig alle jaren van verontwaardiging over zich heen krijgt. Die woede wordt gestuurd door geheugen en is, vrees ik, vele malen sterker dan een kort moment van geilheid. In een vuistslag zit spierkracht, maar er schuilt een leger in persoonlijke historie.Zelfverdediging voelt altijd geoorloofd. Het is veel lastiger in te schatten wanneer een aanval nodig is.

Komt het bij mannen eigenlijk nooit op om zichzelf vast te laten arresteren? Medische studie toont aan: ‘Man zijn is vastgesteld als een risicofactor voor gewelddadig crimineel gedrag in verschillende studies, net als blootgesteld zijn aan tabaksrook voor de geboorte, het hebben van antisociale ouders, en deel uitmaken van een arm gezin.’

Mannen zullen nooit de verketterde of buitengesloten Ander worden, dus de enige beleidsconclusie die hieruit valt te trekken, is: ouders van meisjes kunnen gewoon roken.

In haar essaybundel Men Explain Things To Me schrijft Rebecca Solnit over geweld in de VS. Ze haalt statistieken aan (elke 9 seconden krijgt een vrouw een klap en elke 6,2 minuten wordt een verkrachting gerapporteerd – reken dus maar in seconden voor de ongedocumenteerde verkrachtingen) en is verbaasd over de wijze waarop er altijd naar verklaringen wordt gezocht, terwijl dat wat bijna alle geweldsincidenten verbindt, geen overeenkomst mag heten. Geweld, stelt zij, heeft geen ras, klasse, religie of nationaliteit, maar het heeft wel een geslacht.

Solnit in het essay ‘De langste oorlog’: ‘Als we werkelijk onderzochten waarom geweld zoveel voorkomt en hoe we dit kunnen veranderen, dan spraken we over mannelijkheid, of mannelijke rollen, of misschien het patriarchaat. Maar daar hebben we het nauwelijks over.’

Oh Keulen. Ik zat ’s avonds thuis te werken, toen het nieuws de massa-aanranding meldde. Om eerlijk te zijn, heb ik het weggeklikt. De ironische breuken tussen berichten – V&D, IS, ijzel, El Niño – ben ik inmiddels gewend, maar het maakte me zo triest. Ik keek weg. Het wordt Nederlandse feministen vaak verweten dat ze wegkijken, bijvoorbeeld wanneer het over vrouw-manverhoudingen in andere culturen gaat. Maar misschien is wegkijken wel het begin van sterk engagement. Pijn die je direct in de ogen kunt kijken, doet misschien niet zo’n pijn. De eersten die ergens boos over zijn, formuleren heus niet altijd het meest vruchtbare geluid. Wijze woede bestaat.

Illustratie: Elise van Iterson

Ik zou die avond nog even typen met eeltloze vingers en dan tussen de verse lakens gaan liggen. Ik droomde mezelf op de plaats des onheils. Dat ik zou tegenstribbelen. Dat ik niet zou vrezen voor het vuurwerk en de mannen één voor één zou afwerken, precies zoals op de cursus zelfverdediging werd aangeraden: een hoek met vlakke hand onder de adamsappel, twee vingers in de ogen, een knietje in de ballen.

Zelfverdediging voelt altijd geoorloofd. Het is veel lastiger in te schatten wanneer een aanval nodig is. Oog in oog is het bovendien makkelijker vechten dan tegen ‘fenomenen’. Ik hoop in beide gevallen slim te slaan, maar ik zal nimmer zij aan zij staan met de mannen die AZC’ers met spandoeken waarschuwen: ‘Blijf van onze vrouwen en kinderen af.’

Ik ben je onze niet.