Goed, Friso de Vos, de hoofdpersoon van De republiek is een eikel. Een sluwe vos. Een douchebag, die denkt dat hij de wereld ownt.

Alles wat hij zegt en denkt en daarom ook meemaakt is ontleend aan iets anders, of het nu Tarantino is of de klassieke tragedie, en hij wordt niet moe zijn intellectuele almacht zelf even te noemen. Ook binnen de roman gaat het maar door, het is lekker puzzelen met substituutvaders, mimetische begeerten en afgeleide namen. Joost de Vries zet het dubbelgangersmotief nadrukkelijk op de voorgrond, maar ook de andere personages zijn spiegelbeelden, als het niet van elkaar is, dan wel in hun relaties. Toch gaat het in de roman niet alleen om beleving, maar ook juist om de scheuren daarin. De momenten waarop de dubbelganger zichzelf tegenkomt, de spiegel breekt en de werkelijkheid naar voren spat.

Of misschien gaat het om het moment dat je eindelijk eens niet een dubbelganger tegenover je vindt. Zoals De Vos’ geliefde Pippa. Hoewel hij haar ook zo goed...