Doorgrondelijk proza

In de eerste twee delen van ‘1q84’, zijn ‘magnum opus’, probeert Haruki Murakami George Orwell én Lewis Carroll naar de kroon te steken.

Op zeker moment, we naderen dan al het einde van ‘Boek twee’ van Haruki Murakami’s romantrilogie 1q84, vraagt hoofdpersoon Tengo (wiskundeleraar en judoka) aan het zeventienjarige meisje Fukaeri of ze in de wereld van het door haar geschreven boek Een pop van lucht verzeild zijn geraakt. Er volgt dan een behapbare uitleg, over ‘receivers’ en ‘perceivers’, die ik om de lezer niet direct af te schrikken even laat voor wat die is. Het antwoord op Tengo’s vraag is voor de hand liggend: ja, alles is mogelijk.

Na bijna achthonderd pagina’s beseft de lezer heus wel dat de grens tussen verbeelding en werkelijkheid in Murakami’s universum vaporeus is. Al in het begin betreedt de tweede hoofdpersoon Aomame (martial arts-specialist en huurmoordenares) via een noodtrap aan de Shuto-snelweg een andere wereld, of liever een...