De EU geeft jaarlijks 1,25 miljard euro uit aan tolken en vertalers. Terecht. De geschiedenis leert immers: kom niet aan de status van een taal.

Ik ken een Brusselse hoogleraar – inmiddels allang met pensioen – die rond 1980 de verfransing van zijn stad bestreed door zijn studenten de tram op te sturen met het consigne tegen de conducteur uitsluitend Nederlands te spreken. Als die functionaris bleef voorgeven ze niet te verstaan, moesten ze ineens begrijpend uitroepen: ‘Ah… vous êtes Maroccain?!’ Ophef verzekerd – en af en toe een blauw oog.

Hoewel destijds de Koude Oorlog nog springlevend was en de jeugd zeker wist dat ze no future had, waren het in veel opzichten luchthartiger jaren dan nu. Maar zelfs toen bleef taal een politiek en cultureel brisant goedje. In Spanje staken het Catalaans en het Baskisch, na onder het Franco-regime streng verboden geweest te zijn, met nieuwe assertiviteit hun kopjes boven het maaiveld, en er waren ernstige taalrellen in de Belgische...