Toen Daan de Neef van de week onverwacht bekendmaakte dat hij uit de VVD-fractie stapte vanwege de ‘ijskoude’ aanpak van de asielcrisis (‘Ik kan en wil dit niet verdedigen’), dacht ik: wanneer was ook weer de laatste keer dat er een VVD’er om principiële redenen zijn of haar zetel of positie heeft opgegeven?

In de recente geschiedenis van de partij zijn legio voorbeelden te vinden van tussentijds vertrek om opportunistische redenen: Kamerlid Bart de Liefde die zijn Kamerlidmaatschap opzegde om lobbyist te worden bij Uber, Arno Rutten die koos voor de consultancy, Foort van Oosten die er tussenuit piepte om burgemeester te worden, Cora van Nieuwenhuizen die voortijdig aftrad als minister van Infrastructuur en Waterstaat om voorzitter te worden van lobbyclub Energie-Nederland.

Nog veel meer voorbeelden zijn er te vinden van ónvrijwillig vertrek: Fred Teeven, Ivo Opstelten en Ard van der Steur die weg moesten vanwege de bonnetjesaffaire, Anne-Wil Duthler die uit de...