VN 80
Stanley Brown wil Curaçao aan Nederland teruggeven

Het keurige eiland, waar de krappe volkswoninkjes van Otrabanda en de dure kantoorpaleizen van Punda schitteren in de tropenzon, spreekt er unaniem schande van. De serie waarin de Nederlandse televisie het komende jaar wekelijks verslag doet van de overzichtelijke samenleving, schetst een véél te negatief beeld. Hoe ‘ongenuanceerd’ wordt hier de verpauperde minderheid belicht, die verstoken van water en elektriciteit in krotten leeft – en dat terwijl de lokale economie groeit en bloeit. Politicus Stanley Brown is een van de zeer weinigen die het gefilmde portret wél waardeert, al weet hij uit ervaring dat ‘wie armoede aan de orde stelt, zich hier niet geliefd maakt’.


8 tot 10 minuten leestijd

Hoe anders is de sfeer dan dertig jaar geleden, toen Brown als revolutionair pleitbezorger van de socialistische volksrepubliek Curaçao een volksmassa op de been kreeg. In mei 1969 dacht hij zijn idealen bijna verwezenlijkt te zien, toen hij leiding gaf aan een anti-koloniale opstand waarbij vijftig gebouwen in as werden gelegd. Er vielen drie doden en vijftien gewonden; ruim tweehonderd oproerkraaiers belandden in de cel. De noodtoestand werd uitgeroepen. Nederland stuurde driehonderd mariniers naar de West om het wettig gezag gewapenderhand te herstellen. Als plaatselijke variant van Fidel Castro en ‘vertegenwoordiger van Black Power’ haalde de destijds dertigjarige onderwijzer Brown internationaal de voorpagina’s. Hij deelde zijn plaats op de barricade met de gitzwarte, militante vakbondsman William (‘papa’) Godett, die met zijn stakingsoproep de havens platlegde, waarna het vuur oversloeg naar de stad.

Gerelateerd