De schrijfster Willy Corsari, ‘de Hollandsche Agatha Christie’, maakte van haar hart geen moordkuil toen ze in 1932 de roman Het taaie ongerief van Theo Thijssen besprak in het tijdschrift De Hollandsche Revue. Ook als het boek drastisch bekort zou worden (‘waarbij het slechts kan winnen’) zou ze er geen sympathie voor kunnen opbrengen. Dat het een burgerlijk milieu beschrijft is het ergste niet voor Corsari, wat haar afstoot is de mentaliteit van de auteur zelf ‘die nog het burgerlijkst van alles is’.

In zijn jeugd schaamt de hoofdpersoon zich al voor de verkeerde kleren die hij moet dragen, maar als volwassene raakt hij helemaal in de knoop met zichzelf over de broeken, hoeden en hemden die hij aan moet. Hij kan zich financieel niets beters veroorloven en schaamt zich dood. Daardoor hoort hij er steeds ‘net niet bij’. Corsari: hoe weinig verheft Thijssen ‘zich boven de kleinburgerlijke, benepen angst-voor-wat-de-mensen-zeggen, die het leven van ál zijn figuren...