Een van de ‘grote openbaringen’ van mijn leven, schrijft Benjamin Moser, was het ontdekken van de Nederlandse schilderkunst van de zeventiende eeuw in de Nederlandse musea: ‘zaal na zaal, vleugel na vleugel.’ Wanneer hij een museum had bezocht was het alsof hij goed geslapen had of een stuk hard had gelopen: hij was ‘kalmer, gelukkiger en beter gefocust’. Maar het belangrijkste was dat hij daardoor de indruk had ‘dat hier iets te vinden was wat ik moest weten.’

Dat hier iets te vinden was ‘dat hij moest weten’ ging samen met zijn verhuizing, vijfentwintig jaar geleden, van Houston in de Verenigde Staten naar Nederland. Het vertrouwd worden met een nieuw land was voor Moser geen kleinigheid, het was zelfs ‘een verbijsterende ervaring’. Hoe hij ook zijn best deed, Nederland bleef een vreemd land voor hem. Hij kreeg een hele reeks existentiële vragen te beantwoorden, tot en met de vraag wat en wie hij eigenlijk was. Daarmee begon een proces van herbronning en...