1ooo kronieken

Op 1 maart 2010 begon Carel Peeters met de Literaire Kroniek, eerst twee keer, toen een keer per week. Dit is de duizendste. Ter ere daarvan schreef Arnon Grunberg een kroniek over de Kronieken. Die lees je hier.

Michel Houellebecq mag in zijn romans voortdurend grenzen overschrijden, en zijn essays, beschouwingen en interviews doen daar niet voor onder. Houellebecq heeft een vruchtbare wrok ontwikkeld tegen het leven en de wereld. Hij zoekt de zwakke plekken in de samenleving op en instrueert al in 1991 in een programmatische tekst: druk er hard met uw vinger op tot het goed pijn doet.

Er is volgens Houellebecq zoveel verkeerd gegaan in de loop der jaren (en zelfs eeuwen) dat hij een arsenaal aan klachten heeft waar hij uit kan putten. Dat kan iets van deze tijd zijn (de supermarktmens, de mediocre decadentie, de verhitte sociale media), maar kan ook dieper gaan en iets zijn dat duizend jaar geleden in zijn ogen al mis is gegaan. ‘Het kwaad’, zegt Houellebecq met onheilzwangere beknoptheid, ‘komt van ver’.

De laatste paar jaar houdt Houellebecq zich in zijn essays opvallend vaak met religie bezig op een manier die minder provocatief en vrij zwevend is dan in zijn romans. In de romans stelt hij een godsdienst als de islam pesterig tegenover de zogenaamd goddeloze ‘leegte’ van de westerse wereld. In zijn meest recente essays is zich de persoonlijke overtuiging aan het ontwikkelen dat een samenleving een hemelse religie moet hebben. Seculiere waarden, die Houellebecq steevast negeert of belachelijk maakt, zouden niet voldoen. Houellebecq begint hier uitgesproken ideeën over te krijgen die hij niet meteen relativeert met cynisme, humor of sarcasme.

beschavingsrampen

In een ‘gesprek’ met Geoffroy Lejeune, hoofdredacteur van het conservatieve tijdschrift Valeurs actuelles (waarin ze langs elkaar heen praten en eerder monologen houden), zegt Houellebecq dat de Kerk van Rome in het begin van de twaalfde eeuw ‘verschillende fouten’ heeft gemaakt. Zoals: zich afscheiden van de oosterse kerken, rede en geloof met elkaar proberen te verzoenen, invloed willen uitoefenen op de wereldlijke macht en te veel belang hechten aan het Laatste Oordeel.

Houellebecq wordt de laatste jaren niet alleen steeds eenduidiger, hij wordt ook letterlijk ‘orthodoxer’.

Deze ‘fouten’ zouden de weg geëffend hebben voor twee ‘beschavingsrampen’: de renaissance en het protestantisme. Die twee ‘rampen’ hebben weer voor de ramp van de verlichting gezorgd en ‘zodoende tot de totale ineenstorting’ geleid van de westerse cultuur en religie. Niet minder.

De renaissance en de reformatie tot ‘rampen’ verklaren is grensoverschrijdend op een manier die nauwelijks van deze wereld genoemd kan worden. Uit dit ‘gesprek’ met Lejeune kan ook opgemaakt worden dat Houellebecqs sympathie voor het katholicisme nu serieuze vormen heeft aangenomen. Op de vraag hoe de katholieke kerk haar oude luister weer terugkrijgt en de beschaving kan herstellen, antwoordt hij met twee, enigszins tegenstrijdige, ideeën: dat het weer een godsdienst wordt die zo invloedrijk zal zijn dat ze ‘de maatschappij als geheel organiseert’. En als tweede: dat ze minder werelds wordt, zich terugtrekt en het geloof uitbundig gaat ‘vieren’. In die ‘viering’ zou ze zich kunnen laten inspireren door ‘de sfeer zoals in de vieringen van de pinksterbeweging’ (dansen, uit volle borst zingen, in tongen spreken). Men kan dan een voorbeeld nemen aan de popmuziek, die ‘heeft zich laten inspireren door de gospel en de blues’.

Houellebecq wordt de laatste jaren niet alleen steeds eenduidiger, hij wordt ook letterlijk ‘orthodoxer’. In het gesprek uit 2019 met Lejeune zegt hij: ‘Ik ben geneigd om partij te kiezen voor het orthodoxe standpunt’. De katholieke kerk moet een voorbeeld nemen aan ‘de orthodoxe bescheidenheid’ en zich niet meer bemoeien met ethische en politieke kwesties als wetenschappelijk onderzoek, staatsbestuur en alles wat met de liefde vandoen heeft.

De rede kan thuis blijven, die is niet meer dan ‘een brave lobbes’ die in de kerk in slaap valt.

De orthodoxe kerk (het is niet duidelijk op welke kerk hij precies doelt) heeft verdeeldheid weten te voorkomen en heeft ‘in de loop der eeuwen niets anders gedaan dan de liturgie en de leer ongewijzigd in stand houden; ze heeft geweigerd zich te mengen in wereldse zaken’. Godsdienst beschouwt hij als ‘een zaak van het hart’. De mens is bovenal ‘een vleselijk, emotioneel wezen’. De rede kan thuis blijven, die is niet meer dan ‘een brave lobbes’ die in de kerk in slaap valt.

Door zich ook achter de orthodoxe kerk in Rusland te scharen stemt Houellebecq in met de grote rol die patriarch Kirill in Rusland is gaan spelen na de val van het communisme. De geestelijke heeft Vladimir Poetin ‘een wonder van God’ genoemd en Poetin is bij hem kind aan huis. Maar de orthodoxe kerk (waarvan Houellebecq zegt ‘de veerkracht’ te bewonderen) houdt zich, anders dan Houellebecq wil, helemaal niet verre van wereldse zaken. Kirill heeft zich financieel zo grotesk verrijkt dat hij een aanslag heeft gedaan op de voorraad nullen bij zijn banken.

koket

Houellebecq vindt Donald Trump op zijn beurt wel ‘een navrante pias’ en ‘vrij walgelijk’, maar mét Trump zegt hij Poetin niet als een ‘onwaardige gesprekspartner’ te beschouwen. Er moet in plaats van Trump maar ‘een echte christelijke conservatief’ op zijn plaats komen, zegt Houellebecq in een stuk gepubliceerd in Harper’s Bazaar. Hij noemt Trump daarin ‘un bon président’, omdat hij Poetin niet op een afstand heeft gehouden en omdat hij, net als Houellebecq, niets met ‘Europa’ heeft.

Volgens Houellebecq kan het conservatisme een bron van vooruitgang zijn, aangezien de belangrijkste wortel ervan ‘intellectuele luiheid’ is.

Houellebecqs dubbelzinnigheden en ongrijpbaarheden (cynisme, nihilisme, rechtse sentimenten, ironicus, zwartgalligheid) lossen in zijn essays en beschouwingen langzaam op in ronduit conservatisme.

Zijn advies uit 1991 – ‘Doe niet te veel moeite om een coherente persoonlijkheid te hebben’ – is minder sterk geworden. Hij zegt dan wel koket dat hij niet weet of hij conservatief is, maar hij weet wel dat de mens niet gemaakt is om ‘voortdurend in een veranderende wereld te leven’.

Ook zegt hij dat het conservatisme een bron van vooruitgang kan zijn, aangezien de belangrijkste wortel ervan ‘intellectuele luiheid’ is. Die luiheid voorkomt innovatie, die hij ‘vermoeiend’ vindt. Routine is veel praktischer omdat het met minder inspanning gepaard gaat. Dit conservatisme van Houellebecq is vooral een tegengeluid in het koor dat het louter over innovatie, vooruitgang en groei heeft.

Maar dat gaat (althans in zijn essays) wel ten koste van zijn grilligheid en onvoorspelbaarheid. Het is ‘aardig’ om ‘intellectuele luiheid’ kenmerkend voor het conservatisme te noemen, maar het is in veel opzichten wel waar. Daar staat dan weer tegenover dat hij zelf helemaal geen voorbeeld neemt aan die luiheid getuige zijn laatste 734 pagina’s tellende roman Anéantir (Vernietigen).

Terwijl Houellebecq in zijn romans een wereld schetst van vervreemding, leegte, extremisme, afhankelijkheden, gefrustreerde verlangens, onverschilligheid – het hele moderne repertoire – ontwikkelt hij ondertussen een conservatief en behoudend wereldbeeld. Maar er zit altijd iets kokets in wanneer Houellebecq het behoudende, het boeddhisme, het isolement, de herhaling, de routine, de afwezigheid van lijden en luiheid verdedigt, want we weten dat het niet helemaal zuiver is. Hij heeft immers ook het ontwikkelen van wrok tegen het leven aanbevolen, en het lijden zelfs als belangrijkste bron van het creatieve proces genoemd, in combinatie met het opkroppen van frustraties. Zo kom je bij tegenstrijdigheden uit, waarover hij zegt dat hij er door wordt ‘verscheurd’, maar die hij wel moet blijven verwoorden, ‘compromisloos’.

Nader tot de ontreddering. De koude revolutie 2022 door Michel Houellebecq is vertaald en samengesteld door Martin de Haan en uitgegeven door De Arbeiderspers.