Op de vraag van zijn vriend Leonard de Vos hoe het met zijn schrijversactiviteiten gaat, antwoordt de twintigjarige Frans Kellendonk in 1971: ‘Ik schrijf erg veel, heb nog meer ideeën, maar ben voorlopig nog lang niet tevreden over wat ik maak. Het heeft voor mij geen zin nu werk af te leveren dat slechter is dan dat van Dostojevski, Shakespeare of Thomas Mann. Daarom schrijf ik stug door totdat ik het helemaal “heb”.’ Een sterk antwoord. De solide ironie ervan bevestigt de vastberadenheid om niet te verzaken aan de literaire standaard.

Maar Kellendonk had dan ook al een heel schrijversleven achter de rug, zou je kunnen zeggen. Hij begon immers als twaalfjarige met het wekelijks redigeren en grotendeels schrijven van de Huiskrant van de familie Kellendonk. Wanneer de huisgenoten niet afkomen met de beloofde kopij was het aan Frans om nog extra in de pen van de oude Underwood typemachine te klimmen voor het oplepelen van huiselijke anekdotes, het bespreken van katholieke...