Het was een openbaring op huiskamerniveau, maar het mag wel een heuse epifanie genoemd worden: de ontdekking van het luciferdoosje door de man die aan het begin van het zesde hoofdstuk van Menno ter Braaks essay Carnaval der burgers zijn eerste sigaret wil opsteken en merkt dat zijn luciferdoosje leeg is. Hij kijkt met verbazing in de lege ruimte van het doosje, ziet min of meer voor het eerst waar ze vandaan komen (uit Uddevalla in Zweden) en staart naar het kraaloog van de zwaluw op de voorkant. ‘Zeker is,’ schrijft Ter Braak, ‘dat de man een ontdekking deed.’ De man blijft met zijn aandacht hangen boven het doosje en neemt het met vervreemde ogen in zich op. Na het jaren gebruikt te hebben is het is alsof hij het voor het eerst ziet. De gedachte bekruipt de man dat dit zien ‘weldadig was en verrijkend, zonder dat hij wist waarom.’

Toen Stefan Hertmans Carnaval der burgers en speciaal dit hoofdstuk herlas verbaasde hij zich over de lichtvoetige ernst van het boek en...